Les hommes politiques et les conflits communautaires

Les femmes et les hommes politiques animent indéniablement la dynamique fédérale en Belgique et les institutions qui la gouvernent. Comment sont-ils perçus ? Le sont-ils différemment s’ils sont néerlandophones ou francophones ? Sont-ils les principaux responsables des conflits communautaires en Belgique ? La confiance à l’endroit des hommes politiques est faible. En outre, la différence entre les hommes politiques francophones et les hommes politiques néerlandophones est minime. Plus fondamentale qu’une stricte lecture d’un niveau de confiance pris dans l’absolu, la question de savoir si les hommes politiques sont les principaux responsables des conflits communautaires comporte ces deux perspectives.

En effet, les hommes politiques peuvent être vus comme détachés de leur base culturelle – qui ne se reconnaît pas dans les conflits communautaires – et c’est pourquoi les citoyens les considèrent comme les principaux responsables de ceux-ci. Inversement, si les citoyens se sentent en phase avec leurs représentants, ils ne les verront donc pas comme les uniques responsables. Par ailleurs, la dimension institutionnelle peut également influencer les conflits communautaires ou alors être le résultat de jeux politiques dans le chef des politiciens. A priori, au regard des réponses données, il semble que la vision dominante consiste à rejeter la faute des conflits communautaires sur les hommes politiques. Cependant, si l’on pousse l’analyse dans l’ensemble du corpus notamment dans l’extrait du groupe K ci-dessous, le constat qui en sort est plus diversifié.

K4 : […] er zijn twee dingen die de publieke opinie mee versterken. Dat zijn de media die dus nu wel gesplitst zijn, onafhankelijk van elkaar functioneren en langs de andere kant de politici die hen voor een stuk informatie ook geven. Als politici, het gaat hier over de

1963) ; Ronald Inglehart, « The Renaissance of Political Culture », The American Political Science Review 82, n°4 (1988) ; Robert D. Putnam et al., Making democracy work : civic traditions in modern Italy (Princeton : Princeton University Press, 1993) ; Ronald Inglehart, Modernization and postmodernization : Cultural, economic and political change in 43 societies (Princeton : Princeton University Press, 1997). Toutefois, ce courant n’a pas manqué d’être critiqué de plusieurs perspectives : voyez, par exemple, Robert W. Jackman et Ross A. Miller, « A Renaissance of Political Culture? », American Journal of Political Science 40, n°3 (1996) ; Margaret Levi, « Social and Unsocial Capital : A Review Essay of Robert Putnam’s Making Democracy Work », Politics Society 24, n°1 (1996) ; Michael W. Foley et Bob Edwards, « Is It Time to Disinvest in Social Capital? », Journal of Public Policy 19, n°2 (1999) ; Mitchell A. Seligson, « The Renaissance of Political Culture or the Renaissance of the Ecological Fallacy? », Comparative Politics 34, n°3 (2002).

kieskring, als politici niet zich moeten of ook campagne moeten voeren in andere delen van het land dan gaan zij gewoon een soort mentaliteit creëren. Ik zeg niet... dat verschilt van politici, maar zij versterken dat zo enorm omdat zij gewoon weten dat als we daarop spelen dan kunnen we er punten op scoren, het is simpel gezegd, dan kunnen we daar punten op scoren enzo enzo. Dan krijg je gewoon een enorme breuk die nu de laatste jaren in mijn ogen vooral te wijten is aan politici.

M : Wilt u daar op reageren?

K6 : Ja dat u zei in het algemeen de Franstaligen, maar ik heb altijd het gevoel dat de meningen tussen Vlamingen en Franstaligen niet zo ver uiteen lopen. Maar dat je wel doordat de politieke voorkeur in Wallonië net iets anders ligt en een iets linkser stemprofiel hebt van politici die verkozen geraken dat ge in politieke kringen wel grote verschillen kunt krijgen. Eigenlijk is dat niet zo verschillend van wat u zegt. Maar in het algemeen heb ik niet het gevoel dat de meningen tussen Vlamingen en Franstaligen zo sterk uit elkaar liggen maar ik denk wel dat dat in de politieke vertegenwoordiging die daaruit voortkomt de verschillen groter zijn. Dat je meer linkser ... dat eigenlijk ook de christendemocraten dat die daar een linkser profiel aanneemt dan hier bij ons.

M : Willen jullie beide misschien nog reageren?

K2 : Ik denk dat je een onderscheid moet maken tussen mensen van de straat en politici en zonder gewoon te veralgemenen te zeggen de Franstaligen tegen de Vlamingen want er is een omvangrijke diversiteit en.

Si l’on observe une volonté, chez certains participants, de distinguer les hommes de la rue des hommes politiques (een onderscheid moet maken tussen mensen van de straat en politici) et donc de rendre ces derniers principalement responsables des conflits communautaires, d’autres participants estiment que les conflits communautaires ne sont pas uniquement de la responsabilité des hommes politiques mais qu’ils résultent des différences importantes entre la Flandre et la Wallonie ; dans ce cas, les hommes politiques sont co-responsables – avec les citoyens – des conflits. Dans ce contexte, les médias sont volontiers pointés du doigt.

4. Les médias et les conflits communautaires

Dans le corpus de données, on remarque d’emblée que la perception des médias est généralement plutôt négative : d’une part, les participants considèrent que les médias des deux côtés de la frontière linguistique colportent des clichés sur l’autre communauté et, d’autre part, ils sont peu nombreux à avoir confiance dans les médias. Il faut, toutefois, aller au-delà de ce premier portrait pour identifier les différentes positions sur ce sujet. Dans le long extrait suivant tiré du groupe N, plusieurs points de vue sur le rôle des médias, en général, et dans les conflits communautaires, en particulier, émergent :

N4: De media spelen een heel vuile rol in heel die staatsvorming, in heel die discussie. Een Franstalig of Brusselaar wordt in de media afgeschilderd als een franskiljon, een federalist en ze willen ons Vlaanderen overnemen en ze spreken alleen maar Frans en voor Vlaanderen [dat verschilt] in de Franstalige pers. Als een neonazi die bij het minste de rechterarm strekt en heil Hitler roept. Dus ja eigenlijk zo echt de media moet worden dat Vlamingen en Walen onbewust in twee kampen worden verdeeld. Terwijl ik denk als je aan alle mensen zou vragen en een enquête op straat zou doen: hebt u persoonlijk problemen met Walen of hebt u persoonlijk problemen met de Vlamingen. De mensen dadelijk gaan zeggen... eigenlijk niet. Misschien werk gerelateerd dat er wel wat spanningen gaan zijn, maar dat heb je met andere collega’s ook. Maar echt diep binnenin denk ik niet dat Vlamingen en Walen een probleem hebben met elkaar. Maar zolang in het media

wordt afgespiegeld, idem met politici. […] Ik denk media speelt een heel grote rol, maar dat wordt wel politiek gespeeld.

[…]

N2 : […] Maar je kan het ook gewoon als, veel mensen kijken naar televisie gewoon om zich te ontspannen. Maar het is ook heel erg gesplitst. Ik denk nog maal, ja één keer verschillende jaren geleden voor Eurosong voor kids of zo was er ene keer een samenwerking tussen de RTBF geloof ik dus met de VRT. Ik vond het eigenlijk een super goed idee want zo werden de kinderen aangezet de beide landstalen te leren, om interesse te hebben in elkaar ook. Ik weet niet waarom maar men doet het nu niet meer

M : Jaja

N4 : Af en toe zie je het wel nog eens met De Standaard en Le Soir die dingen samen doen. Het zou meer mogen gebeuren.

N2 : Absoluut

N3 : Ik weet niet... Ik ben het niet eens met... N4 : Zeg maar…

N3 : Ik denk dat mensen... ja ik weet niet of ik dat zo mag zeggen. Volgens mij kijk je naar je krant of naar je media en zoek je gewoon bevestiging in uw eigen ideeën. Zoals mens per definitie anti-waals of zoiets heeft, gaat die […] ziet die schandalen in Charleroi, zegt : kijk ik heb gelijk verdomd. Maar dan dan heeft [politie aangegeven] schandaal is geweest in Mechelen met de [bouwman]. Er zijn daar ook schandalen. Maar het is eigenlijk... je zoekt gewoon in de media, je kijkt uit in de krant wat u gelijk brengt. Dju het is toch wel goed dat die Dedecker daar ne smeerlap, of omgekeerd en dan zeg je al die anderen zijn […]. Terwijl dat media volgens mij hun best doen om alles te te... Ik zeg niet dat goed genoeg is. Ik heb daar geen zicht op, ik ben geen deskundige maar ik denk wel dat ze goed genoeg hun best doen. Ja.

N1: De media [functioneert] veel beter dan euhm laat staan tien jaar geleden, vijftien jaar geleden.

[…]

N5 : Euh ik denk dat je ook niet... enfin wat wilde ik nu zeggen euhm media zijn helemaal niet zo machtig, machtig. Ze zijn wel een machtig instrument maar ze hebben niet zoveel te vertellen eigenlijk. Uiteindelijk als je het globaal bekijkt zijn de media die wij hier in Vlaanderen hebben maar marginale media. […] Er is geen groot antwoord van politieke analisten, zeker niet door grote goed politieke analisten. Dus kan die mening nogal snel ontstaan. Dat kan ook echt snel uitspreken, met slordige berichtgeving verzorgen of eens […]

M : Ja N4 : Ja

N5 : Enfin dat is niet hun fout echt. Dat komt gewoon door de situatie, we zijn maar een klein landje.

De la lecture de ces échanges et des autres données du corpus, que peut-on retenir ? Tout d’abord, il y a un sentiment de séparation entre les médias néerlandophones et les médias francophones. La participante N2 dit ainsi : « […] het is ook heel erg gesplitst ». Ensuite, pour certains les médias jouent un « très sale rôle » (heel vuile rol), pour reprendre l’expression du participant N4, dans les tensions communautaires. Qu’ils soient francophones ou néerlandophones, ils renforcent les préjugés et les clichés, perpétuant ainsi le clivage communautaire. Face à cette vision, d’autres points de vue se démarquent. Un premier partage ce jugement négatif mais nuance les conséquences de l’action des médias sur les citoyens ; en d’autres termes, certains participants (comme N3, par exemple) estiment que les médias n’apportent pas une information objective car leurs audiences

souhaitent plutôt être confirmées dans leurs préjugés. Par ailleurs, un autre point de vue consiste à dire que les médias ne sont finalement pas si puissants que cela (c’est celui de N5). Si nombre de participants développent une perception plutôt négative des médias, il demeure plusieurs personnes qui croient dans la qualité des médias et dans leur potentiel unificateur. Ainsi, d’aucuns apprécient les initiatives intercommunautaires de certains médias, notamment entre la RTBF et la VRT ou encore entre les journaux De Standaard et Le Soir, et appellent à les poursuivre (par exemple, N2).

Dans un pays où il n’existe non pas une, mais deux sphères publiques médiatiques470 – mais également politiques et culturelles471 –, les médias participent à la dynamique fédérale. Cependant, la perception du rôle de ceux-ci varie largement d’un citoyen à l’autre et il faut dépasser une représentation purement négative des médias que l’on pourrait penser déceler au premier abord. Les participants au panel citoyen d’Anvers ne s’accordent pas sur une seule perception des médias et, en fait, montrent des opinions divergentes sur le sujet. Ici encore, la volonté d’identifier des profils de citoyens – plutôt que de penser les citoyens en termes globalisants ou homogènes – prend tout son sens. Dans cette perspective, il reste deux thématiques à aborder avant de pouvoir tirer la synthèse de l’étude de la perception politique : d’abord, les visions des participants sur leur propre région, ensuite, la présence éventuelle d’une culture fédérale.

5. La Flandre vu de Flandre

Dans l’exploration des différentes facettes de la perception politique des citoyens, nous nous sommes jusqu’à présent concentrés sur la perception du système fédéral, d’une part, et sur la (re)présentation des acteurs et des institutions, d’autre part. Il est une troisième composante à ne pas négliger : la communauté. Si dans le cadre analytique développé dans le deuxième chapitre, les identités et sentiments d’appartenance ont été identifiés comme une dimension spécifique des perceptions, la perception de la Flandre en tant que telle par les participants peut s’étudier comme une thématique de la perception politique. Il s’agit de s’interroger à propos de comment les participants voient la Flandre, par rapport au reste de la Belgique. Plus précisément, quatre questions sur ce sujet étaient

470 _{Voyez, par exemple, Dave Sinardet, « Politiek en pers in de Belgische communautaire maalstroom :}

Samenleven onder een lekkend dak », in ‘Quo Vadis Belgica ?’, Carl Devos (dir.) (Gand : Academia Press, 2006) ; Dave Sinardet, « Wederzijdse mediarepresentaties van de nationale andere. Vlamingen, Franstaligen en het Belgische federale samenlevingsmodel » (Universiteit Antwerpen, 2007).

471 _{D’une certaine mesure, un des rares domaines qui connaît encore une sphère publique « nationale » est le}

sport professionnel, même si certaines fédérations se sont scindées et que d’autres, comme la fédération de football, connaissent des tensions.