• Aucun résultat trouvé

TELEWERKNEMERS IN DE SOCIALE ZEKERHEID

Dans le document Télétravail et négociation collective (Page 148-153)

DE RECHTSPOSITIE VAN DE TELEWERKNEMER

HOOFDSTUK 6. TELEWERKNEMERS IN DE SOCIALE ZEKERHEID

6.1.ALGEMEEN

Vermits telewerknemers verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst vallen zij onder de toepassing van de sociale zekerheid voor werknemers.1

Gelet op het bepaalde in artikel 3, 4° RSZ Besluit kunnen ook zelfstandige thuiswerkers onder de toepassing vallen van de sociale zekerheid voor werknemers. Hiertoe is vereist dat zij in gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst grondstoffen of gedeeltelijk afgewerkte producten bewerken die één of verschillende handelaars hen hebben toevertrouwd en dat zij alleen werken of gewoonlijk ten hoogste vier helpers tewerkstellen.2 Omdat sprake is van het bewerken van grondstoffen wordt aangenomen dat slechts manuele huisarbeid wordt bedoeld. Derhalve zou deze bepaling niet toelaten zelfstandige telewerkers onder de toepassing te brengen van de sociale zekerheid van werknemers.3

6.2.VERZEKERING VOOR GENEESKUNDIGE VERZORGING EN UITKERINGEN

Vermits telewerknemers onder de toepassing vallen van de RSZ-Wet, kunnen zij aanspraak maken op de prestaties inzake geneeskundige verzorging en op uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval (andere dan beroepsziekte of arbeidsongeval), bij moederschapsrust en/of vaderschapsverlof, evenals op een uitkering voor begrafeniskosten, zoals voorzien in de ZIV-Wet.4 Wel moet voor de berekening van het vervangingsinkomen bij arbeidsongeschiktheid, evenals bij moederschapsrust en vaderschapsverlof, een onderscheid worden gemaakt naargelang de telewerknemer een

1 Art. 1 §1 Wet 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, B.S. 25 juli 1969.

2 K.B. van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, B.S. 5 december 1969.

3 Arbh. Luik 22 juni 1993, Soc. Kron. 1994, 172; BALLARIN, L., “De juridische toestand van de huisarbeiders”, Arbbl. 1995, 24; JANVIER, R. en VERLINDEN, A., “Huisarbeid in het sociaal recht”, in, JANVIER, R., VAN LOOVEREN, A., VAN REGENMORTEL, A. en VERVLIET, V. (eds.), Toepassingsgebied van de RSZ-wet, Brugge, Die Keure, 26;

LARDIERE, G., “Réflexion sur le télétravail”, J.T.T. 1997, 427; VAN EECKHOUTTE, W., Sociaal compendium. Socialezekerheidsrecht 2004-2005, Mechelen, Kluwer, 2004, 356;

VAN LANGENDONCK, J. en PUT, J., Handboek socialezekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2002, 224. Zie ook genuanceerd: JACQMAIN, J., “Le travail à domicile: un malentendu juridique?”, Soc. Kron. 1985, 101. Zie ook GOOSSENS, K., “Telethuiswerken”, Actuele voorinformatie 2005, nr. 195, 5. Laatstgenoemde auteur lijkt geen onderscheid te maken tussen manuele huisarbeiders en huisarbeiders die hoofdzakelijk intellectuele arbeid verrichten. Dit afwijkend standpunt wordt echter niet gemotiveerd.

4 Art. 32 (geneeskundige verzorging) en 86 (uitkeringsverzekering) gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, B.S. 27 augustus 1994 (ZIV-Wet).

forfaitair loon ontvangt, dan wel arbeid presteert tegen een stuk- of taakloon. Voor de eerstgenoemde telewerknemers is het gederfde loon (i.e. dagloon), waarvan de uitkering een percentage is, gelijk aan 1/26ste van het vaste maandloon.1 Voor telewerknemers die werken tegen een stuk- of taakloon is het gederfde loon gelijk aan het loon dat werd verdiend gedurende het kwartaal dat voorafgaat aan het kwartaal waarin het risico dat aanleiding heeft gegeven tot uitkering, zich voordoet, gedeeld door 78 (3 maal 26). Dit getal dient te worden verminderd met het aantal met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen waarvoor geen normaal loon werd ontvangen. Een bijzondere berekening geldt ook wanneer de betrokken werknemer niet in deze hoedanigheid was tewerkgesteld vanaf het begin van het betrokken kwartaal.2 6.3.WERKLOOSHEID

Telewerknemers (of ex-werknemers) kunnen in beginsel aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering onder de voorwaarden die gelden ten aanzien van reguliere (ex)werknemers. Ten aanzien van huisarbeiders bevat de werkloosheidsreglementering echter een aantal bijzondere bepalingen. Zo zal een huisarbeider slechts aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsuitkering wanneer deze gedurende een ononderbroken periode van 7 dagen geen enkele activiteit als huisarbeider heeft verricht.3 Betreft het een huisarbeider die werkt tegen een stuk- of taakloon, dan is bovendien vereist dat deze gewoonlijk niet meer dan twee helpers in dienst heeft, en dat wanneer het gezin meerdere huisarbeiders telt, deze allen gelijktijdig beantwoorden aan het vereiste dat gedurende een ononderbroken periode van 7 dagen geen enkele activiteit als huisarbeider werd verricht.4

Voor de bepaling van het gemiddeld dagloon dat als berekeningsbasis dient voor de werkloosheidsuitkering, moet zoals voor de berekening van de vervangingsinkomens in het raam van de ZIV-Wet, een onderscheid worden gemaakt tussen telewerknemers met een vast inkomen en deze die een stuk- of taakloon ontvangen. Voor de werknemers met een vast maandloon is het gemiddeld dagloon gelijk aan 1/26ste van het maandloon.5 Voor telewerknemers die een stuk- of taakloon ontvangen bepaalt artikel 68 van het MB van 26 november 1991 dat het gemiddeld dagloon wordt bekomen door het loon dat werd verdiend gedurende de drie maanden die voorafgaan aan de uitkeringsaanvraag te delen door 78. Van dit getal dient evenwel in mindering te worden gebracht, het aantal met arbeidsdagen

1 Art. 23 Verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80,5° van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, B.S. 26 november 1997.

2 Art. 3 KB van 10 juni 2001waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip " gemiddeld dagloon " wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, B.S. 31 juli 2001.

3 Art. 75 KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, B.S. 31 december 1991 (Werkloosheidsbesluit).

4 Art. 75 Werkloosheidsbesluit.

5 Art. 67 M.B. van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, B.S. 25 januari 1992.

gelijkgestelde dagen waarvoor geen normaal loon werd ontvangen. Wanneer de uitkeringsaanvraag door overmacht werd uitgesteld wordt voor de berekening van het gemiddeld dagloon de periode van 3 maanden genomen voorafgaand aan de eerste dag van de overmacht.1

Voor huisarbeiders die tegen stuk- of taakloon werken geldt tenslotte een bijzondere regeling voor de berekening van het aantal arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen die zijn vereist om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering.2 Met name wordt het aantal arbeidsdagen bekomen door het tijdens de referteperiode verdiende loon te delen door 1/26ste van het gemiddeld minimum maandinkomen.3

Volgens JANVIER en VERLINDEN gelden de bijzondere regelingen van de artikelen 12 van het MB van 26 november 1991 en artikel 75 van het Werkloosheidsbesluit enkel ten aanzien van manuele huisarbeiders.4 Deze stelling kan niet worden bijgetreden. Zo nog kan worden aangenomen dat de auteurs van voornoemde bepalingen slechts manuele huisarbeid voor ogen hadden, is dit wellicht slechts te verklaren door de omstandigheid dat op het gegeven ogenblik, intellectuele huisarbeid weinig voorkwam, veeleer dan dat de regelgever de laatstgenoemde vorm van huisarbeid beoogde uit te sluiten. Bijgevolg moet m.i. worden aangenomen dat de bijzondere bepalingen in de werkloosheidsreglementering met betrekking tot huisarbeiders, ook de intellectuele huisarbeider betreffen, m.i.v. de telethuiswerkers. Een en ander is overigens niet in strijd met de tekst van voornoemde bepalingen uit het Werkloosheidsbesluit en het MB van 26 november 1991.

6.4.GEZINSBIJSLAG EN PENSIOEN

Voor wat betreft gezinsbijslagen en pensioenen gelden ten aanzien van telewerknemers geen bijzondere regels. Slechts bepaald wordt dat de werkgever voor wat de huisarbeiders betreft, zich dient aan te sluiten bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) in de

1 Art. 68 M.B. van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, B.S. 25 januari 1992.

2 Hdst. II Werkloosheidsbesluit.

3 Art. 12 M.B. van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, B.S. 25 januari 1992.

4 JANVIER, R. en VERLINDEN, A., “Huisarbeid in het sociaal recht”, in, JANVIER, R., VAN LOOVEREN, A., VAN REGENMORTEL, A. en VERVLIET, V. (eds.), Toepassingsgebied van de RSZ-wet, Brugge, Die Keure, 32; zie eveneens: advies NAR nr.

1104 van 26 juli 1994.

plaats van een kinderbijslagfonds naar keuze.1 Het RKW blijkt onder huisarbeid echter enkel de manuele huisarbeid te verstaan.2

6.5.ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Telewerknemers (m.i.v. telethuiswerkers) vallen net zoals andere werknemers onder de toepassing van de wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten.3Met betrekking tot de concrete toepassing van de arbeidsongevallenwet stellen zich niettemin enkele praktische problemen die eens te meer verband houden met de omstandigheid dat de telewerknemer vaak niet onder het toezicht en de rechtstreekse controle van de werkgever werkt.4

Een arbeidsongeval in de zin van de Arbeidsongevallenwet wordt omschreven als een plotse gebeurtenis die een werknemer tijdens en door het feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst overkomt en die een lichamelijk letsel teweegbrengt.5 De kwalificatie als arbeidsongeval veronderstelt dus: 1) een plotselinge gebeurtenis, 2) overkomen tijdens en door het feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, 3) een lichamelijk letstel ingevolge voornoemde plotse gebeurtenis. De wetgever creëert bovendien een weerlegbaar vermoeden dat een ongeval overkomen tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, geacht wordt te zijn overkomen door het feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.6 Een ongeval werd overkomen tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wanneer de werknemer op het ogenblik van het ongeval onder gezag van de werkgever stond.7

Vooral met betrekking tot de telethuiswerker stelt het een bijzonder probleem om te bepalen of deze op een gegeven ogenblik al dan niet onder gezag van een werkgever stond. Niet enkel bevindt deze werknemer zich bij de uitoefening van het werk buiten de bedrijfsgebouwen, maar bovendien regelt deze ook vrij zijn arbeidstijd. Het tijdstip van het ongeval zal dus weinig onthullen omtrent de vraag of het zich voordeed tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.8 De telethuiswerker bevindt zich dus veeleer in een ongunstige positie

1 Art. 33, lid 2, 4° KB van 19 december 1939 tot samenvatting van de wet van 4 augustus 1930 betreffende de kindertoeslagen voor de loonarbeiders, en de koninklijke besluiten krachtens een latere wetgevende delegatie genomen, B.S. 220december 1939 (gecoördineerde kinderbijslagwet, werknemers).

2 JANVIER, R. en VERLINDEN, A., “Huisarbeid in het sociaal recht”, in, JANVIER, R., VAN LOOVEREN, A., VAN REGENMORTEL, A. en VERVLIET, V. (eds.), Toepassingsgebied van de RSZ-wet, Brugge, Die Keure, 31.

3 Art. 1 Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, B.S. 24 april 1971; art. 2 KB van 3 juni 1970 houdende coördinatie van de wetsbepalingen betreffende de beroepsziekten, B.S. 27 augustus 1970.

4 In dezelfde zin: ROBERT, F., Le télétravail à domicile, Brussel, Larcier, 2005, 169.

5 Cass. 2 november 1998, Arr. Cass. 1998, nr. 472.

6 Art. 7 Arbeidsongevallenwet.

7 Cass. 26 september 1989, Arr. Cass. 1989-1990, 117.

8 Zie ook: ROBERT, F., Le télétravail à domicile, Brussel, Larcier, 2005, 170.

op het vlak van de bewijsvoering van het arbeidsongeval.1 Een pragmatische oplossing voor dit probleem bestaat erin een clausule in te lassen in de verzekeringspolis door middel waarvan een 24u/24u dekking wordt voorzien met een weerlegbaar vermoeden dat een ongeval dat zich “thuis” heeft voorgedaan, is gebeurd tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.2 Een en ander zou tevens in de wetgeving kunnen worden ingeschreven waardoor de arbeidsongevallenreglementering wordt afgestemd op de specifieke situatie van de huisarbeider.

Met betrekking tot huisarbeiders bevat de Arbeidsongevallenwet bovendien nog een bijzondere bepaling inzake ongevallen op weg van en naar het werk. Met name wordt als arbeidsongeval gezien, verplaatsingen van de plaats waar de huisarbeider grondstoffen of gedeeltelijk afgewerkte producten bewerkt die een werkgever hem heeft toevertrouwd naar de plaats waar hij de grondstoffen afhaalt of levert en vice versa.3 Ingevolge de verwijzing in de wettekst naar het bewerken van grondstoffen wordt aangenomen dat deze bepaling slechts manuele huisarbeiders betreft.4 JANVIER werpt nochtans terecht op dat ook huisarbeiders die hoofdzakelijk hoofdarbeid verrichten zich soms dienen te verplaatsten teneinde zich te bevoorraden.5 Deze bepaling is met andere woorden niet aangepast aan de actuele realiteit van het telethuiswerk. De tekst van de wet laat echter moeilijk toe om zonder wetswijziging hieraan te remediëren.

1 Zie ook: GOSSENS, K., ““Vergelijking van de rechtstoestand van de telewerkende werknemer met die va de buitenhuiswerkende werknemer en de telwerkende zelfstandige”, Or. 2004, 262; MAERTEN, P., “Telewerken: juridische aspecten van en virtuele arbeidsorganisatie”, 181.

2 JANVIER, R. en VERLINDEN, A., “Huisarbeid in het sociaal recht”, in, JANVIER, R., VAN LOOVEREN, A., VAN REGENMORTEL, A. en VERVLIET, V. (eds.), Toepassingsgebied van de RSZ-wet, Brugge, Die Keure, 35; in dezelfde zin: GOSSENS, K.,

““Vergelijking van de rechtstoestand van de telewerkende werknemer met die va de buitenhuiswerkende werknemer en de telwerkende zelfstandige”, Or. 2004, 262; MAERTEN, P., “Telewerken: juridische aspecten van en virtuele arbeidsorganisatie”, 181.

3 Art. 8, 9° Arbeidsongevallenwet.

4 GOSSENS, K., ““Vergelijking van de rechtstoestand van de telewerkende werknemer met die va de buitenhuiswerkende werknemer en de telwerkende zelfstandige”, Or. 2004, 261;

JANVIER, R. en VERLINDEN, A., “Huisarbeid in het sociaal recht”, in, JANVIER, R., VAN LOOVEREN, A., VAN REGENMORTEL, A. en VERVLIET, V. (eds.), Toepassingsgebied van de RSZ-wet, Brugge, Die Keure, 34.

5 JANVIER, R. en VERLINDEN, A., “Huisarbeid in het sociaal recht”, in, JANVIER, R., VAN LOOVEREN, A., VAN REGENMORTEL, A. en VERVLIET, V. (eds.), Toepassingsgebied van de RSZ-wet, Brugge, Die Keure, 34.

Dans le document Télétravail et négociation collective (Page 148-153)