• Aucun résultat trouvé

TELEWERK EN WELZIJN OP HET WERK

Dans le document Télétravail et négociation collective (Page 163-169)

DE RECHTSPOSITIE VAN DE TELEWERKNEMER

HOOFDSTUK 9. TELEWERK EN WELZIJN OP HET WERK

Een substantieel deel van de sociale bescherming van de werknemers betreft de preventieve bescherming van de werknemers tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten evenals tegen andere risico’s die het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk kunnen bedreigen.

De bescherming van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk geschiedt in de eerste plaats middels tal van technische voorschriften die de werkgever dient na te leven.

Gelet op het voorwerp van deze studie kan ten deze nuttig worden verwezen naar het KB betreffende het werken met beeldschermapparatuur.1 In de tweede plaats wordt de bescherming van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk gerealiseerd door aan de werkgever de verplichting op te leggen tot het voeren van een welzijnsbeleid. Dit beleid dient gericht te zijn op preventie en dient betrekking te hebben op arbeidsveiligheid, arbeidsgezondheid, psychosociale belasting door het werk, ergonomie, arbeidshygiëne, verfraaiing van de arbeidsplaatsen, leefmilieu voor wat betreft de gevolgen op voormelde domeinen.2

De wetgeving inzake welzijn op het werk laat zich vaak moeilijk toepassen op telewerknemers.3 Deze werknemers presteren hun arbeid immers vaak op een plaats die niet de werkgever toebehoort (telewerk in satellietkantoren uitgezonderd), en waar de werkgever gebeurlijk zelfs geen toegang tot heeft. Dit laatste is met name het geval wanneer het een telethuiswerker betreft die de werkgever de toegang weigert.4 Een en ander is des te problematischer wanneer men vaststelt dat de niet-naleving van de welzijnswetgeving strafrechtelijk wordt gesanctioneerd.5 Het hoeft dan ook weinig te verwonderen dat de Welzijnswet de Koning de bevoegdheid verschaft om ter zake bijzondere maatregelen te nemen teneinde rekening te houden met de specifieke situatie van onder meer de thuiswerkers.6 Vooralsnog bestaat echter geen specifieke regeling voor thuiswerkers, waardoor thans de volledige welzijnswetgeving in beginsel onverkort van toepassing is op

1 K.B. van 27 augustus 1993 betreffende het werken met beeldschermappartuur, B.S. 7 augustus 1993.

2 Art. 4 Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, B.S. 18 september 1996.

3 Advies nr. 1104 van NAR van 26 juli 1994, 21 e.v.; CLAES, M., “Huisarbeid/telewerk”, Or.

1993, 160; HUMBLET, P., “Zoals het klokje thuis tikt…”, in, Het sociaal recht na de kaderbesluiten, Gent, Studiedag Associare, 1997, 13; MAERTEN, P., “Telewerken: juridische aspecten van een virtuele arbeidsorganisatie”, Or. 2000, 180-181.

4 Supra.

5 Art. 81 e.v. Welzijnswet.

6 Art. 4 §1 laatste lid Welzijnswet.

alle vormen van telewerk.1 Terzijde weze het overigens opgemerkt dat t.a.v. telewerk in telewerkcentra de Koning niet over een analoge bevoegdheid beschikt. Wanneer men in de welzijnswetgeving wenst rekening te houden met de bijzondere situatie eigen aan de diverse vormen van telewerk zal dus hoe dan ook een wetswijziging vereist zijn. Bij KB kan de situatie weliswaar grotendeels worden recht getrokken. Het lijkt me niettemin aangewezen dat de volledige problematiek wordt geregeld. Anders loopt men eens te meer het gevaar dat de Welzijnswetgeving die zoals reeds aangegeven een substantieel bestanddeel vormt van de sociale bescherming van de werknemer, dode letter blijft.

Een gezaghebbende auteur wees er immers reeds op dat de werkgever niet tot het onmogelijke kan worden gehouden en derhalve een aantal bepalingen uit de welzijnswetgeving geen toepassing kunnen vinden op huisarbeiders.2 In dit verband werd onder meer verwezen naar de bepalingen van het ARAB die voorschrijven dat een evacuatieplan moet zijn uitgewerkt ingeval van brand. Een dringend wetgevend initiatief is met andere woorden aangewezen.

1 Advies nr. 1104 van NAR van 26 juli 1994, 21 e.v.; CLAES, M., “Huisarbeid/telewerk”, Or.

1993, 160; GOOSSENS, K., “Vergelijking van de rechtstoestand van de telewerkende werknemer met die van de buitenhuiswerkende werknemer en de telewerkende zelfstandige”, Or. 2004, 262; HUMBLET, P., “Zoals het klokje thuis tikt…”, in, Het sociaal recht na de kaderbesluiten, Gent, Studiedag Associare, 1997, 13; MAERTEN, P., “Telewerken: juridische aspecten van een virtuele arbeidsorganisatie”, Or. 2000, 180.

2 HUMBLET, P., “Zoals het klokje thuis tikt…”, in, Het sociaal recht na de kaderbesluiten, Gent, Studiedag Associare, 1997, 13.

HOOFDSTUK 10. TAALWETGEVING

Ingevolge de verdeling der bevoegdheden tussen de gemeenschappen en de federale overheid wordt het taalgebruik in de sociale betrekkingen niet op eenvormige wijze geregeld voor het gehele grondgebied.1 Naast elkaar bestaan het K.B. van 18 juli 1966 houdende coördinatie van de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken (Wet Talen Bestuurszaken),2 het Decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen (Nederlands taaldecreet)3 en het Decreet van 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het gebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen (Frans taaldecreet).4

Sinds het Arbitragehof in drie arresten voornoemde decreten gedeeltelijk vernietigde is het enige criterium aan de hand waarvan het territoriale toepassingsgebied van de bovenstaande wetten wordt afgebakend, de plaats van de exploitatiezetel waaraan de werknemer is verbonden, hetgeen niet noodzakelijk de plaats is waar de arbeid wordt gepresteerd.5 Onder exploitatiezetel dient te worden verstaan, “iedere vestiging of centrum van activiteit met enige standvastigheid”.6 Met betrekking tot de exploitatiezetels die zich in het Nederlandse taalgebied bevinden, de gemeenten waar taalfaciliteiten gelden uitgezonderd,7 is het Nederlands taaldecreet van toepassing.8 Betreffende de exploitatiezetels die zich in het Franse taalgebied bevinden, de gemeenten waar taalfaciliteiten gelden uitgezonderd,9 is het Franse taaldecreet van toepassing.10 Met betrekking tot exploitatiezetels die zich situeren in het

1 Zie art. 129, §1, 3°, 129, §2 GW.

2 B.S. 2 augustus 1966.

3 B.S. 6 september 1973.

4 B.S. 27 augustus 1982.

5 Arbitragehof 9/86 30 januari 1986, B.S. 12 februari 1986; Arbitragehof 10/86 30 januari 1986, B.S. 12 februari 1986; Arbitragehof 29/86 18 november 1986, B.S. 10 december 1986.

6 Cass. 22 april 2002, R.W. 2002-2003, 1542; Arbitragehof 29/86 18 november 1986, B.S. 10 december 1986.

7 In de GW omschreven als: “de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat. Het betreft volgende gemeenten: Spiere-Helkijn, Ronse, Herstappe, Voeren, Bever, Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem.

8 Art. 129, §2 GW.

9 Het betreft de gemeenten: Komen-Waasten, Moeskroen, Vloesberg, Edingen, Malmédy en Weismes.

10 Art. 129, §2 GW.

Duitse taalgebied, het tweetalig taalgebied Brussel-hoofdstad of in een gemeente waar taalfaciliteiten gelden, dient de Wet Talen Bestuurszaken te worden toegepast. De decreten van de Vlaamse en de Franse gemeenschap inzake het gebruik der talen zijn evenmin van toepassing op de diensten waarvan de werking verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn, de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan één gemeenschap.1

10.1.DE WET TALEN BESTUURSZAKEN

Op grond van artikel 52 van de Wet Talen Bestuurszaken dienen de private nijverheids-, handels- of financiebedrijven voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden en voor die welke bestemd zijn voor hun personeel de taal te gebruiken van het gebied waar hun exploitatiezetel gevestigd is. In Brussel-hoofdstad stellen de bedrijven de bescheiden bestemd voor het Nederlandstalig personeel in het Nederlands, de bescheiden bestemd voor het Franstalig personeel, in het Frans. In tegenstelling tot de taaldecreten houdt de wet slechts een taalverplichting in inzake akten en bescheiden.2 De wet heeft het bovendien enkel over de akten en bescheiden bestemd voor het personeel. Bedoeld wordt zowel het collectief van werknemers als de individuele werknemer.3 In ieder geval wordt geen verplichting opgelegd inzake de te gebruiken taal ten aanzien van de werknemers.

10.2.HET NEDERLANDS TAALDECREET

Artikel 2 van het Nederlands taaldecreet bepaalt: “de te gebruiken taal voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden, is het Nederlands”. De “sociale betrekkingen” omvatten zowel mondelinge als schriftelijke, individuele als collectieve contacten tussen werkgevers en werknemers.4 De werkgever met een exploitatiezetel die zich situeert binnen het territoriaal toepassingsgebied van het decreet, zal dus in zijn contacten met de aan deze exploitatiezetel verbonden telewerknemers het Nederlands dienen te gebruiken.

De vraag of ook de werknemer bij zijn contacten met de werkgever rekening dient te houden met de voorschriften van het Taaldecreet is betwist. De meerderheid van de rechtspraak lijkt

1 Art. 129, §2 GW.

2 Zie ook: Cass. 6 mei 1985, Arr. Cass. 1984-1985, 1202; Rapport fait au nom de la commission de l’intérieur et de la fonction publique, Pasin. 1963, 1000-1001 (Voorbereidende werkzaamheden van de Wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, die deel uitmaakt van de coördinatie verricht door het K.B. 18 juli 1966);

VANNES, V., Questions approfondies de droit du travail, Deel 1, Brussel, PUB, 1996, 150.

3 Cass. 16 januari 1995, Soc. Kron. 1995, 371; Cass. 6 mei 1985, Arr. Cass. 1984-1985, 1202;

contra: Arbh. Bergen 4 maart 1982, J.T.T. 1982, 375. Zie hierover eveneens: RENARD, R., Talen in bestuurszaken in de bedrijven en in de sociale betrekkingen, in, A.P.R., Gent, Story-Scientia, 1983, 58; VANACHTER, O., “Het Franse taaldecreet van 30 juni 1982”, in, MERGITS, B., VANACHTER, O., VAN EECKHOUTTE, W. en VOTQUENNE, D. (eds.), Aanwerven, tewerkstellen, ontslaan, Diegem, Ced.Samsom, Losbladig, I, 402 65;

VANSCHOEBEKE, B., “Het taalgebruik in de onderneming”, Or. 1994, 274.

4 Art. 3 Taaldecreet.

evenwel in de richting te gaan dat het Nederlands taaldecreet slechts verplichtingen genereert lastens de werkgever.1

10.3HET FRANSE TAALDECREET

In de lijn van het Nederlandse taaldecreet schrijft artikel 2 van het Franse taaldecreet voor dat voor de sociale betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, alsmede voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden de te gebruiken taal het Frans is. Het decreet voegt hier evenwel aan toe dat het Frans moet worden gehanteerd onverminderd het bijkomend gebruik van de door de partijen gekozen taal. In tegenstelling tot het Nederlands taaldecreet bepaalt dit decreet niet wat onder “sociale betrekkingen” dient te worden verstaan. Aangenomen wordt dat naar analogie met het Nederlands taaldecreet gedoeld wordt op zowel mondelinge als schriftelijke individuele of collectieve contacten tussen werkgevers en werknemers.2 Inzake het personeel toepassingsgebied laat het Franse taaldecreet eenzelfde onduidelijkheid bestaan als het Nederlands taaldecreet. In artikel 2 wordt gebruik gemaakt van de ruime notie “sociale betrekkingen”, daar waar in artikel 1 de indruk wordt gewekt dat slechts de werkgever wordt geviseerd. Hoewel de Memorie van toelichting aanknopingspunten bevat voor een restrictieve interpretatie van het personeel toepassingsgebied (enkel werkgevers) wordt ter zake geen zekerheid verschaft.3 De doctrine en de rechtspraak lijken zich thans nog niet te hebben gebogen omtrent het personeel toepassingsgebied van dit decreet. Mede in acht genomen dat dit decreet een reactie vormt op het Nederlands taaldecreet,4 lijkt het me bijgevolg niet

1 Zie hierover uitgebreid: SALOMEZ, K., De rechtspositie van de ontslagmacht naar Belgisch arbeidsrecht, Brugge, Die Keure, 2004, 28-31.

2 VANACHTER, O., “Het Franse taaldecreet van 30 juni 1982”, in, MERGITS, B., VANACHTER, O., VAN EECKHOUTTE, W. en VOTQUENNE, D. (eds.), Aanwerven, tewerkstellen, ontslaan, Diegem, Ced.Samsom, Losbladig, I 404 50; VANSCHOEBEKE, B.,

“Het taalgebruik in de onderneming”, Or. 1994, 273. Ter rechtvaardiging van dergelijke analoge interpretatie kan gewezen worden op de omstandigheid dat het Franse taaldecreet een reactie vormt op het Nederlands taaldecreet (Voorstel van Decreet van 14 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, St. Raad van de Franse gemeenschap, 1981-1982, 62/1).

3 Voorstel van Decreet van 14 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, Memorie van toelichting, St. Raad van de Franse gemeenschap, 1981-1982, 62/1.

4 Voorstel van Decreet van 14 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, St. Raad van de Franse gemeenschap, 1981-1982, 62/1; CARLIER, E., “Le décret d’aout”, J.T.T. 1982, 361; PONET, J., “De taalwet in bestuurszaken en de decreten tot regeling van het taalgebruik in de sociale betrekkingen”, in, RIGAUX, M. (ed.), Actuele problemen van het arbeidsrecht, Antwerpen, Kluwer, 1984, 274-275.

onverdedigbaar dat naar analogie met de heersende opvatting inzake het Nederlands taaldecreet, het personeel toepassingsgebied van het Franse taaldecreet restrictief wordt geïnterpreteerd (enkel werkgevers).

HOOFDSTUK 11. ANTIDISCRIMINATIE, MET BIJZONDERE AANDACHT VOOR

Dans le document Télétravail et négociation collective (Page 163-169)