• Aucun résultat trouvé

TELEWERKNEMERS IN HET COLLECTIEF ARBEIDSRECHT

Dans le document Télétravail et négociation collective (Page 153-157)

DE RECHTSPOSITIE VAN DE TELEWERKNEMER

HOOFDSTUK 7. TELEWERKNEMERS IN HET COLLECTIEF ARBEIDSRECHT

7.1.SOCIALE VERKIEZINGEN

Telewerknemers met inbegrip van telethuiswerkers dienen in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het aantal werknemers dat is vereist voor de oprichting van een ondernemingsraad of een comité voor preventie en bescherming op het werk.1

Tevens genieten deze werknemers onder dezelfde voorwaarden als de reguliere werknemers het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk.2

7.2.COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN EN PARITAIRE COMITÉS

Telewerknemers zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst (eventueel voor huisarbeid) en zijn dus werknemers in strikte zin. Vermits telewerknemers niet behoren tot een uitgesloten categorie vallen zij bijgevolg onder de toepassing van de CAO-Wet.3

Afhankelijk van de omschrijving van het toepassingsgebied hebben telewerknemers dus evenzeer als de reguliere werknemers het genot van de CAO’S die worden gesloten, op de diverse niveau’s.4 Hierbij dient te worden opgemerkt dat geen bijzonder paritair comité bestaat voor telewerknemers of huisarbeiders, hetgeen niet wegneemt dat een bijzondere CAO kan worden afgesloten met betrekking tot telewerk. Zo worden er thans onderhandelingen gevoerd in de NAR om het Europese raamakkoord inzake telewerk om te zetten.5

7.3. INFORMATIE EN RAADPLEGING BIJ DE INTRODUCTIE VAN TELEWERK IN DE ONDERNEMING

In het Europese raamakkoord over telewerk wordt onder de hoofding ”collectieve rechten”

bepaald: “werknemersvertegenwoordigers worden geïnformeerd en geconsulteerd over de invoering van telewerk, overeenkomstig de Europese en nationale wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten en gebruiken”.

1 Art. 14 Wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, B.S. 27/28 september 1948; art. 49 Wet 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, B.S. 18 september 1996; BALLARIN, L., “De juridische toestand van de huisarbeiders”, Arbbl. 1995, 21; CORNIL, L. en PERTRY, V., Informatie in de relatie werkgever-werknemer, Diegem, Ced.samsom dossier 2001.01, 2001, 190.

2 Art. 19 Bedrijfsorganisatiewet; art. 59 Welzijnswet; art. 13 KB van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk, B.S. 4 juni 2003.

3 Art. 2 Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités, B.S. 15 januari 1969.

4 Zie: BALLARIN, L., “De juridische toestand van de huisarbeiders”, Arbbl. 1995, 22-23.

5 Dit akkoord dateert van 16 juli 2002.

Niet zonder enige vooruitziendheid wees de NAR in zijn advies nr. 1104 reeds op de wenselijkheid van de omstandigheid dat de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming (i.h.b. de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraad en bij ontstentenis de vakbondsafvaardiging) informatie zouden ontvangen betreffende de rol van huisarbeid in de onderneming. Deze informatie zou aldus de NAR dienen te omvatten: het aantal huisarbeiders die door de onderneming worden tewerkgesteld, de aard van de activiteiten die door deze werknemers worden verricht en de bedrijfspolitiek inzake huisarbeid.1

ROBERT vestigt er terecht de aandacht op dat naar geldend recht een dergelijke informatieverplichting niet geheel onbestaande is.2

In de eerste plaats wordt verwezen naar de algemene informatie- en raadplegingsverplichtingen. Het betreft in het bijzonder artikel 15 a) van de Bedrijfsorganisatiewet op grond waarvan de ondernemingsraad de bevoegdheid heeft advies uit te brengen en alle suggesties of bezwaren te kennen te geven over alle maatregelen die de arbeidsorganisatie, de arbeidsvoorwaarden en het rendement van de onderneming kunnen wijzigen. Ter ondersteuning van deze adviesbevoegdheid dient de ondernemingsraad te worden voorgelicht over de projecten en maatregelen die van die aard zijn dat zij de omstandigheden en de voorwaarden wijzigen, waarin het werk in de onderneming of in een van de afdelingen wordt verricht.3

Opgemerkt moet evenwel worden dat deze bevoegdheid van de ondernemingsraad slechts betrekking heeft op collectieve maatregelen.4 Slechts bij een collectieve introductie van telewerk in de onderneming zal voormelde informatie- en raadplegingsplicht dienen te worden in acht genomen. Een en ander geldt bovendien enkel wanneer een ondernemingsraad bestaat in de onderneming. Anders dan voor de bevoegdheden bepaald in de artikelen 4,5,6,7 en 11, wordt de bevoegdheid die de ondernemingsraad toekomt op grond van artikel 10 van CAO nr. 9 immers niet aan de vakbondsafvaardiging toegewezen bij ontstentenis van ondernemingsraad.5 Naar geldend Belgisch recht moet slechts een ondernemingsraad worden opgericht in ondernemingen die gewoonlijk gemiddeld honderd werknemers tewerkstellen.6

1 Advies NAR nr. 1104 van 26 juli 1994.

2 ROBERT, F., Le télétravail à domicile, Brussel, Larcier, 2005, 143.

3 Art. 10 CAO nr. 9 NAR van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij KB van 12 september 1972, B.S.

25 november 1972.

4 Zie: comm. bij art. 10 CAO. nr. 9; PIRON, J. en DENIS, P., Les conseils d’entreprise et les comités de sécurité et d’hygiène, Brussel, Editions de la fédération des industries Belges, 1972, 51 en 52.

5 Zie artikel 24 CAO nr. 5 NAR van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen, B.S. 1 juli 1971 (deze CAO werd niet algemeen verbindend verklaard).

6 Art. 3 KB van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk, B.S. 4 juni 2003. In dit artikel wordt tevens bepaald dat ook een

De EG-Richtlijn 2002/14 voorziet weliswaar dat ook in kleinere ondernemingen1 in een informatie en raadplegingsrecht voor de werknemers wordt voorzien, o.m. over beslissingen die ingrijpende veranderingen voor de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten kunnen meebrengen.2 Deze richtlijn werd echter nog niet omgezet in het Belgische recht, hoewel dit in beginsel diende te gebeuren tegen 23 maart 2005.3

De lege lata laten de algemene bepalingen inzake de informatie- en raadplegingsrechten van de werknemers dus niet toe om iedere werkgever die telewerk wenst in te voeren in de onderneming, zij op collectief vlak, te verplichten de werknemers of hun vertegenwoordigers hierover te informeren en te raadplegen.

Naast de voornoemde algemene informatie- en raadplegingsverplichtingen, worden de ondernemingen ook een aantal specifieke informatie en raadplegingverplichtingen opgelegd die o.m. toepassing kunnen vinden bij de introductie van telewerk. Het betreft de informatie- en raadplegingsverplichting bij de invoering van nieuwe technologieën en de informatie- en consultatieverplichting ten aanzien van het Comité voor preventie en bescherming op het werk.

De introductie van telewerk in een onderneming gaat vaak gepaard gaat met de invoering van nieuwe technologieën in diezelfde onderneming. In voorkomend geval kan een informatie- en raadplegingsverplichting lastens de werkgever worden gestoeld op CAO nr. 39.4 Deze CAO genereert immers een informatie en raadplegingsverplichting lastens de werkgever die besluit om te investeren in een nieuwe technologie.5 Ook op deze reglementering kan evenwel geen

ondernemingsraad moet worden opgericht in de ondernemingen waar bij de vorige verkiezing een raad werd opgericht of had moeten worden opgericht, voor zover zij gewoonlijk gemiddeld ten minste vijftig werknemers tewerkstellen. In die ondernemingen waar minder dan honderd werknemers worden tewerkgesteld moet evenwel niet worden overgegaan tot de verkiezing van de leden van de raad. Hun mandaat wordt uitgeoefend door de personeelsafgevaardigden verkozen in het comité.

1 Naar keuze van de lidstaten is de Richtlijn van toepassing op ondernemingen die in een lidstaat ten minste 50 werknemers tewerkstellen, of op vestigingen die ten minste 20 werknemers tewerkstellen (Art. 3 Richtlijn van 11 maart 2002 nr. 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad topt vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap, P.B. L, 23 maart 2002).

2 Art. 4.2 c) Richtlijn van 11 maart 2002 nr. 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad topt vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap, P.B. L, 23 maart 2002.

3 Zie: DORSSEMONT, F., “Kaderrichtlijn Informatie en Raadpleging”, N.J.W. 2005, 762-763.

4 Zie: ROBERT, F., Le télétravail à domicile, Brussel, Larcier, 2005, 144.

5 Art. 2 CAO nr. 39 NAR van 13 december 1983 betreffende de voorlichting en het overleg inzake de sociale gevolgen van de invoering van nieuwe technologieën, algemeen verbindend verklaard bij KB van 25 januari 1984, B.S. 8 februari 1984.

veralgemeende informatie- en consultatieverplichting worden gestoeld bij de invoering van telewerk in de onderneming.

In de eerste plaats geldt deze CAO slechts voor ondernemingen (van de particuliere sector), die in het kalenderjaar voorafgaand aan de periode tijdens dewelke overeenkomstig deze CAO informatie dient te worden verstrekt, gewoonlijk gemiddeld ten minste 50 werknemers tewerkstellen.1 Bovendien geldt voornoemde informatie- en consultatieplicht enkel wanneer de invoering van de nieuwe technologie belangrijke collectieve gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, de werkorganisatie of de arbeidsvoorwaarden. Er is slechts sprake van dergelijke “collectieve gevolgen” wanneer 50 pct. en ten minste 10 werknemers van een bepaalde beroepscategorie betrokken zijn bij de invoering van de nieuwe technologie in de onderneming en dit tot het verstrijken van de door de werkgever aangeduide termijn in het raam van zijn informatieplicht of, bij ontstentenis, tot de effectieve inwerkingstelling van de nieuwe technologie. De 50 pct. en de 10 werknemers worden niet berekend op elke beroepscategorie afzonderlijk, maar op alle beroepscategorieën samen waarin zich een wijziging in de tewerkstelling, de werkorganisatie of de arbeidsvoorwaarden voordoet als gevolg van de invoering van de nieuwe technologie, wanneer deze beroepscategorieën samen minder dan 100 werknemers omvatten. 2

Vermits telewerk vaak vragen doet rijzen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk,3 kan tenslotte moeilijk worden voorbijgegaan aan de adviesbevoegdheid die het Preventiecomité (en bij ontstentenis de vakbondsafvaardiging)4 terzake bezit.5 Wanneer de invoering van telewerk in de onderneming bovendien gepaard gaat met de invoering van een nieuwe technologie, heeft het preventiecomité bovendien de uitdrukkelijke opdracht om advies uit brengen voor wat betreft de gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, verbonden aan de keuzen inzake uitrusting, de arbeidsomstandigheden en de invloed op de omgevingsfactoren op het werk, met uitzondering van die gevolgen, waarop een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, die in gelijkaardige waarborgen voorziet.6 Deze adviesbevoegdheid van het preventiecomité betreft echter enkel het aspect welzijn op het werk, en kan dus geenszins worden gelijkgesteld met de informatie en raadplegingsverplichting zoals bedoeld in het Europese raamakkoord en in het advies van de NAR.

1 Art. 1 CAO. nr. 39.

2 Art. 2 CAO. nr. 39.

3 Zie hierna.

4 Art. 52 Welzijnswet.

5 Art. 65 Welzijnswet; art. 2 KB van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk, B.S. 18 september 2002.

6 Art. 3, 2° KB van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk, B.S. 18 september 2002.

HOOFDSTUK 8. BIJZONDERE ASPECTEN BETREFFENDE DE CONTROLE VAN

Dans le document Télétravail et négociation collective (Page 153-157)