5 ème ndls L2 (4h) Bonjour à tous !
Je reviens aujourd’hui vers vous avec des exercices sur les comparatifs et les superlatifs ; point de grammaire que nous devions poursuivre. Vous trouverez la théorie, des exercices et le correctif dans ce petit dossier. Bon travail !
Si vous avez des questions, n’hésitez pas à me contacter (afhumblet@hotmail.com).
Bonne suite de déconfinement et prenez soin de vous,
AF Seredynski
« COMPARATIF ET SUPERLATIF »
1. LE COMPARATIF:
1.1. LE COMPARATIF D’EGALITE:
Le comparatif d’égalité se forme à l’aide de : zo/even + adj./adv. + als
Exples: Mark is zo oud als Erwin.
Ik werk even goed als jij.
1.2. LE COMPARATIF D’INFERIORITE :
Le comparatif d’infériorité se forme à l’aide de : niet zo + adj./adv. + als
minder + adj./adv. + dan
Exples: Mark is niet zo oud als Erwin.
Ik werk minder goed dan jij.
1.3. LE COMPARATIF DE SUPERIORITE :
Le comparatif de supériorité se forme à l’aide de : adj./adv. + er + dan
Exples: Mark is ouder dan Erwin.
Ik werk vaker dan jij.
Particularités:
• Les adjectifs qui se terminent par « r » prennent « der » au comparatif : Brugge is verder dan Gent.
• Le comparatif de supériorité se forme à l’aide de « meer » + adj./adv.
+ dan:
-avec des participes : Staan is meer vermoeiend dan zitten.
-quand on compare deux caractéristiques d’un même sujet : Jeroen is meer lui dan dom.
“De plus en plus”:
“de plus en plus"+ adj./adv. se traduit en néerlandais par : -comparatif + en + comparatif : dikker en dikker
-hoe langer hoe + comparatif : hoe langer hoe dikker -steeds + comparatif: steeds dikker
-altijd maar + comparatif: altijd maar dikker
2. LE SUPERLATIF:
2.1. REGLES GENERALES:
• Le superlatif de l’adjectif épithète se forme en ajoutant « ste » à l’adjectif :
Exples : Dat is het grootste huis.
Dat is de veiligste weg.
• Le superlatif de l’adjectif attribut se forme en ajoutant « st » à l’adjectif et est précédé de « het » :
Exples : Daar is de tuin het mooist.
De weg is hier het langst.
2.2. PARTICULARITES:
• On utilise “meest” pour former le superlatif des adjectifs qui se terminent en « st » ou « isch » :
Exples : Ik gaf het meest juiste antwoord.
Ik zag de meest typische dorpen.
• On utilise “ meest” pour former le superlatif des participes : Exples : Ik deed het meest vermoeiende werk.
Ik kocht het meest gelezen boek.
3. LES FORMES IRREGULIERES:
ADJECTIF/ADVERBE TRADUCTION COMPARATIF DE SUPERIORITE
SUPERLATIF
bon / bien goed beter best
mauvais / mal kwaad erger ergst
beaucoup veel meer meest
peu weinig minder minst
vite / tôt gauw eerder eerst
volontiers (“aimer”) graag liever liefst
souvent dikwijls / vaak vaker vaakst
4. EXERCICES:
4.1. UTILISE UN COMPARATIF DE SUPERIORITE :
1. Dit apparaat is (duur) … … … het andere.
2. Deze kleur is (grijs) … … … bruin.
3. Het gebeurt (vaak) … … … je denkt.
4. Het water is (groen) … … … blauw.
5. Ik heb het (vlug) … … … gezien … … … jij.
6. Vandaag is het (bewolkt) … … … gisteren.
7. Het wordt van kwaad tot (kwaad) … … … . 8. Hij is (goed) … … … geluimd … … … vorige week.
9. Ze is nog (slim) … … … haar zus.
10. Het is (vermoeiend) … … … te werken … … … TV te kijken.
4.2. CONSTRUIS DES PHRASES SUR BASE DES ELEMENTS SUIVANTS :
1. Die soldaat / dom / moedig / zijn / +
……….
2. Deze lessen / interessant / de vorige / zijn / -
……….
3. De vrachtwagen / beschadigd (endommagé) / de auto / zijn / =
……….
4. Ik / dikwijls / hij / werken / +
……….
5. Deze journalist / goed geïnformeerd / die journalist / zijn / -
……….
6. Een fiets / een bromfiets / snel / rijden / -
……….
7. Dit dorp / deze stad / rustig / zijn / +
……….
8. Ik / vroeger / zenuwachtig (nerveux) / zijn / +
……….
9. Hij / vanmorgen / boos / zijn / -
……….
10. Ik / naar de stad / naar het zwembad / vaak / gaan / =
……….
4.3. UTILISE DES SUPERLATIFS :
In de Verenigde Staten vind je de (hoog) … … …
gebouwen en de (rijk) … … … villa’s, maar ook de (arm)
… … … mensen.
De Amerikanen kopen de (ruim) … … … en de (duur) …
… … … wagens die het (veel) … … … benzine
verbruiken.
Ze hebben de (goed) … … … restaurants, maar eten ook
het (graag) … … … een hamburger!
Op de (moeilijk) … … … problemen vinden ze de (knap)
… … … antwoorden.
Voor sommigen zijn ze de (fantastisch) … … … mensen
ter wereld…
4.4. TRADUIS LES PHRASES SUIVANTES :
1. Je suis plus petite que mon frère qui a un an de plus que moi.
……….
2. Il veut toujours faire la même chose que les autres.
……….
3. Que préfères-tu regarder : un match de foot ou un film comique ?
……….
4. A cause de la neige, jouer devenait de plus en plus pénible.
……….
5. Aider les autres est beaucoup plus fatigant que de les regarder.
……….
6. En été, les nuits sont plus courtes qu’en hiver.
……….
7. Quel est le livre le plus vendu en Belgique ?
………
8. Cet animal est plus dangereux que tu ne crois.
………
9. Montre-moi la plus grande classe de l’école.
………
10. Ils habitent plus loin que nous et doivent donc se lever plus tôt.
………
5. CORRECTION:
5.1. UTILISE UN COMPARATIF DE SUPERIORITE : 1. duurder dan
2. meer grijs dan 3. vaker dan 4. meer groen dan 5. vlugger dan 6. meer bewolkt dan 7. erger
8. beter dan 9. slimmer dan
10. meer vermoeiend dan
5.2. CONSTRUIS DES PHRASES SUR BASE DE CES ELEMENTS : 1. Die soldaat is meer dom dan moedig.
2. Deze lessen zijn minder interessant dan de vorige. / Deze lessen zijn niet zo interessant als de vorige.
3. De vrachtwagen is even/zo beschadigd als de auto.
4. Ik werk vaker dan hij.
5. Deze journalist is minder goed geïnformeerd dan die journalist. / Deze journalist is niet zo goed geïnformeerd als die journalist.
6. Een fiets rijdt niet zo snel als een bromfiets. / Een fiets rijdt minder snel dan een bromfiets.
7. Dit dorp is rustiger dan deze stad.
8. Ik ben zenuwachtiger dan vroeger.
9. Hij is minder boos dan gisteren. / Hij is niet zo boos als gisteren.
10. Ik ga even vaak naar de stad als naar het zwembad.
5.3. UTILISE DES SUPERLATIFS :
hoogste / rijkste / armste / ruimste / duurste / meest / beste / liefst / moeilijkste / knapste / meest fantastische
5.4. TRADUIS LES PHRASES SUIVANTES :
1. Ik ben kleiner dan mijn broer die een jaar ouder is dan ik.
2. Hij wil altijd hetzelfde doen als de anderen.
3. Waarnaar kijk je liever: een voetbalmatch of een komische film?
4. Wegens de sneeuw werd spelen zwaarder en zwaarder.
5. De anderen helpen is veel meer vermoeiend dan naar hen te kijken.
6. In de zomer zijn de nachten korter dan in de winter.
7. Wat is het meest verkocht boek in België?
8. Dit dier is gevaarlijker dan je denkt.
9. Toon mij de grootste/ruimste klas in de school.
10. Ze wonen verder dan wij en moeten dus vroeger opstaan.
