• Aucun résultat trouvé

Personeel toepassingsgebied van de socialeverzekeringssystemen

Quatrième partie de l’étude

Hoofdstuk 1. Personeel toepassingsgebied van de socialeverzekeringssystemen

10. In dit hoofdstuk gaan we achtereenvolgens na wie onder de toepassing valt van de socialeverzekeringssystemen voor werknemers (A) en voor zelfstandigen (B) en onder welke socialezekerheidsregelingen ambtenaren van de Belgische Staat (C) en sociaal verzekerden met een gemengde loopbaan (D) ressorteren. We vatten onze bevindingen samen in een deelbesluit (E).

A. Personeel toepassingsgebied van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers

11. Het socialezekerheidssysteem voor werknemers omvat de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de ouderschapsverzekering, de arbeidsongevallenverzekering, de beroepsziekteverzekering, de werkloosheidsverzekering en de pensioenverzekering, de invaliditeitspensioenen ten voordele van de mijnwerkers en er mee gelijkgestelden en de specifieke regelingen voor zeelieden met betrekking tot geneeskundige verzorging, arbeidsongeschiktheid en ouderschap.12

12. Het socialeverzekeringssysteem voor werknemers is van toepassing op werknemers en hun (eventueel publiekrechtelijke) werkgevers13, dat wil zeggen op de partijen bij een arbeidsovereenkomst.

De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich tegen loon ertoe verbindt het overeengekomen werk uit te voeren onder het gezag van de andere partij, de werkgever.14 De werkgevers mogen zich niet beroepen op de nietigheid van een arbeidsovereenkomst om de toepassing van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers te voorkomen.15

Le tableau 1 fournit le nombre de travailleurs occupés au cours du 4ème trimestre 2019 par secteur (secteur privé et secteur public), par statut (ouvriers, employés et fonctionnaires) et par sexe. Il intègre les fonctionnaires qui, contrairement au personnel contractuel du secteur public, ne sont pas concernés par le système de sécurité sociale des travailleurs salariés. L’analyse des régimes de sécurité sociale propres au personnel statutaire se trouve au point C du chapitre 1 de la partie 1.

Tabel 1. Nombre de travailleurs occupés au cours du 4ème trimestre 2019 par secteur, par statut et par sexe Secteur privé

Ouvriers (travailleurs manuels + apprentis + domestiques) 1.226.905 30,8%

Hommes 831.454 20,9%

Femmes 395.451 9,9%

Employés 1.679.739 42,1%

Hommes 738.614 18,5%

Femmes 941.125 23,6%

TOTAL - Secteur privé 2.906.644 72,9%

Secteur public et enseignement

Ouvriers 135.750 3,4%

Hommes 69.369 1,7%

Femmes 66.381 1,7%

12 Art. 21, § 2 Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid Werknemers.

13 Art. 1, § 1 RSZ-Wet.

14 Art. 2, 3, 4, 5 en 120 Arbeidsovereenkomstenwet; art. 328 Arbeidsrelatieswet.

15 Art. 4 RSZ-Wet.

12

Employés 401.954 10,1%

Hommes 131.190 3,3%

Femmes 270.764 6,8%

Fonctionnaires16 542.198 13,6%

Hommes 244.412 6,1%

Femmes 297.786 7,5%

TOTAL - Secteur public et enseignement 1.079.902 27,1%

TOTAL GENERAL 3.986.546 100,0%

Source : ONSS.

Par rapport au nombre de travailleurs qu’il occupe, la taille du secteur privé (72,9%) est plus importante que celle du secteur public (27,1%). La ventilation par statut indique que le secteur privé compte davantage d’employés (57,8%) que d’ouvriers (42,2%). La ventilation par sexe indique que les hommes (67,8%) sont largement surreprésentés au sein de ce dernier statut, tandis que la prédominance des femmes au sein du statut d’employé est moins marquée (56,0%).

Le statut de fonctionnaire correspond à la moitié des travailleurs du secteur public (50,2%).

L’autre moitié se composent majoritairement d’employés (37,2%), les ouvriers ne représentant qu’un faible pourcentage au sein de ce secteur (12,6%). Alors que le statut d’ouvrier compte presqu’autant de femmes (48,9%) que d’hommes (51,1%), les travailleuses féminines sont surreprésentées dans le statut de fonctionnaire (54,9%), et encore plus dans le statut d’employé (67,4%).

Le tableau 2 fournit le nombre de travailleurs occupés au sein du secteur privé et du secteur public au cours du 4ème trimestre 2019 par type d’occupation et par sexe.

Tabel 2. Nombre de travailleurs occupés au sein du secteur privé et du secteur public au cours du 4ème trimestre 2019 par type d’occupation et par sexe

Temps plein 2.513.841 63,1%

Hommes 1.626.184 40,8%

Femmes 887.657 22,3%

Temps partiel 1.334.821 33,5%

Hommes 303.983 7,6%

Femmes 1.030.838 25,9%

Saisonniers, intérimaires et prestations limitées 130.844 3,3%

Hommes 82.590 2,1%

Femmes 48.254 1,2%

Indéfini17 7.040 0,2%

Hommes 2.282 0,1%

Femmes 4.758 0,1%

TOTAL 3.986.546 100,0%

16 Il s’agit de travailleurs statuaires auprès des employeurs de droit public. Les travailleurs statutaires auprès des employeurs de droit privé sont repris comme employé et les travailleurs contractuels dans le secteur public sont repris comme ouvrier ou employé (d'après leur contrat de travail).

17 Il s'agit de travailleurs du secteur public en disponibilité en raison de maladie (ou absence de poste de travail dans l'enseignement).

13 Source : ONSS.

Selon la durée des prestations, on distingue généralement 3 types de prestations.

Premièrement, les prestations à temps plein qui, tous secteurs confondus, concernent près de deux tiers des travailleurs (63,1%). Deuxièmement, les prestations à temps partiel sont effectuées par le tiers restant (33,5%). La ventilation par sexe indique que les hommes sont surreprésentés dans le premier type de prestations (64,7%), tandis que les femmes sont surreprésentées dans le second (77,2%).

Troisièmement, les prestations saisonnières, intérimaires et limitées correspondent à une faible partie des travailleurs (3,3%). Les prestations saisonnières sont des périodes de travail de courte durée effectuées, soit en raison de la nature saisonnière du travail, soit parce que des entreprises sont obligées de recruter du personnel de renfort à certaines périodes de l’année. Les prestations intérimaires sont celles accomplies par des travailleurs temporaires et des intérimaires mis à disposition d’utilisateurs par des agences d’intérim. Dans l’agriculture et l’horticulture et dans l’Horeca, des systèmes particuliers organisent le travail occasionnel. Les travailleurs occupés dans le cadre des "flexi-jobs" ainsi que les travailleurs avec une indication de « prestations limitées » sont également repris sous cette rubrique.

Le secteur Horeca comporte des formes de travail particulières de courte durée via les emplois occasionnels, aussi appelé « extras », et les flexi-jobs. Ces derniers ont récemment été étendu à d’autres secteurs d’activité, de sorte qu’ils se retrouvent désormais dans le commerce de détail alimentaire, les boulangeries, les petits, les moyens et les grands magasins de vente au détail, la coiffure et les salons de beauté. Le tableau 3 offre un aperçu général du nombre de postes de travail relatifs à ces formes particulières d'occupation au cours du 4ème trimestre 2019. A noté que la mise à disposition d’un flexi-travailleur par des agences d’intérim, ne permet pas de faire la distinction entre le secteur Horeca et les autres secteurs.

Tabel 3. Nombre de postes de travail18 relatifs aux flexi-jobs et aux « extras » au cours du 4ème trimestre 2019 par secteur d’activité

Secteur d’activité Flexi-jobs Extra Horeca

Secteur Horeca 45.292 18.468

Horeca 42.148 17.388

Autres secteurs (Horeca)19 3.144 1.080

Hors secteur Horeca 12.662 -

Commerce 11.912 -

Coiffure et soins de beauté 750 -

Agences d'intérim (Horeca et hors Horeca) 15.103 363

TOTAL 73.057 18.831

Source : ONSS.

18 Le dénombrement prend en considération la prestation principale chez un employeur déterminé. Si un travailleur a été occupé comme travailleur ordinaire et comme flexi-travailleur au cours du trimestre, son poste de travail sera la plupart des cas repris dans le régime ordinaire.

19 Il s’agit de travailleurs relevant de la commission paritaire de l'Horeca mais dont l'activité principale de l'employeur (NACE) ne se situe pas dans le secteur Horeca.

14 13. Hierna onderzoeken we welke categorieën personen verplicht zijn verzekerd in het socialeverzekeringssysteem voor werknemers (1), of dat systeem vormen van vrijwillige verzekering kent (2) en welke werknemerscategorieën worden uitgesloten van het systeem (3).

1. Verplichte verzekering

14. In principe moeten alle werknemers door hun werkgevers worden aangesloten bij het socialeverzekeringssysteem voor werknemers.20

15. Dat geldt ook voor atypische werknemers.

Het socialezekerheidsrecht hanteert immers hetzelfde begrip arbeidsovereenkomst als het arbeidsrecht.21 De arbeid die een werknemer op grond van een overeenkomst tegen loon verricht onder het gezag van een werkgever, is arbeid in de zin van de Arbeidsovereenkomstenwet, ongeacht of de aldus gepresteerde arbeid is beperkt in tijd of omvang.22 Ook beperkte en occasionele prestaties van werknemers vallen bijgevolg, behoudens andersluidende wetsbepaling, onder de toepassing van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers.23

Dat het socialeverzekeringssysteem voor werknemers van toepassing is op atypische werknemers blijkt ook uit een aantal expliciete wetsbepalingen.

Hoewel de eigenlijke socialezekerheidsbijdragen24 niet worden geheven op flexi-loon25, vallen werknemers met een flexi-jobarbeidsovereenkomst onder de toepassing van het socialeverzekerings-systeem voor werknemers.26

Personen met een uitzendarbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vallen voor de gehele duur van die arbeidsovereenkomst onder de toepassing van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers. Voor hen worden de perioden tussen de uitzendopdrachten gelijkgesteld met perioden van arbeid.27

Gelegenheidswerknemers die door begrafenisondernemingen worden tewerkgesteld ter gelegenheid van een overlijden en die occasioneel in dienst worden genomen met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, ressorteren eveneens onder het socialeverzekeringssysteem voor werknemers.28 De wetgever wil

20 Art. 21-21bis RSZ-Wet; G. VAN LIMBERGHEN en E. VERHEYDEN, Ambtenaar, werknemer of zelfstandige in het socialezekerheidsrecht. Vergelijkende studie van de socialeverzekeringssystemen voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen, Brugge, Die Keure, 2004, 314.

21 G. VAN LIMBERGHEN en K. NEVENS, “Doorwerking van de arbeidsrechtelijke gezagsverhouding in het socialezekerheidsrecht. Paal en perk aan de cultus van de wilsautonomie” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGHEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht, 7, Antwerpen, Intersentia, 2007, 361-405.

22 K. REYNIERS en A. VAN REGENMORTEL, “Bijklussen in de sociale zekerheid: een juridische omkadering kritisch belicht” in R. JANVIER, A. VAN REGENMORTEL en V. VERVLIET (eds.), Actuele problemen van het socialezekerheidsrecht, Brugge, die Keure, 2007, 351-355.

23 Cass. 19 mei 2008, AR S.07.0004.N.

24 Infra, deel 1, hoofdstuk 2, A. Socialezekerheidbijdragen in het socialeverzekeringssysteem voor werknemer.

25 Art. 14, § 3bis RSZ-Wet.

26 Art. 1ter RSZ-Wet.

27 Art. 2/3 RSZ-Wet.

28 Art. 2/4 RSZ-Wet.

15 met zowel de daarmee gepaard gaande administratieve formaliteiten verminderen, als de strijd tegen de sociale fraude in die sector opvoeren.29

Ten slotte worden sommige categorieën atypische werknemers onder bepaalde voorwaarden uitgesloten van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers.30 Daaruit kan men afleiden dat zij wel vallen onder de toepassing daarvan, als die voorwaarden niet zijn vervuld.

16. Voor sommige categorieën werknemers wordt de toepassing van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers beperkt tot een of meer socialezekerheidsregelingen die daarvan deel uitmaken. In dit onderzoek beperken we ons ertoe te verwijzen naar de relevante wetsbepalingen.31 In vrijwel alle gevallen ressorteren de betrokken werknemerscategorieën immers onder alle in dit onderzoek aan bod komende socialezekerheidsregelingen voor werknemers, met uitzondering van de arbeidsongevallen- en beroepsziekteverzekeringen. Iedereen die geheel of gedeeltelijk ressorteert onder het socialeverzekeringssysteem voor werknemers, behoort echter automatisch ook tot het toepassingsgebied van de arbeidsongevallen- en de beroepsziekteverzekering voor werknemers.32 Voor de betrokken werknemerscategorieën geldt dus evenzeer als voor andere werknemers dat zij ressorteren onder het volledige socialeverzekeringssysteem voor werknemers.

Slechts een beperkt aantal werknemerscategorieën valt niet onder de toepassing van alle socialezekerheidsregelingen voor werknemers. Het gaat om vastbenoemde personeelsleden van private instellingen voor niet-universitair en universitair onderwijs, private diensten voor school- en beroepsoriëntering en psycho-medisch-sociaal centra. Zij ressorteren onder de socialezekerheids-regelingen voor werknemers met uitzondering van de werkloosheidsverzekering en de arbeidsongeschiktheids- en ouderschapsverzekering.33

Werknemers die zijn tewerkgesteld in de publieke sector, ressorteren onder het socialeverzekeringssysteem voor werknemers. We beperken ons ook hier ertoe te verwijzen naar de relevante wetsbepalingen.34 Zij ressorteren in de meeste gevallen niet onder de arbeidsongevallen-verzekering en de beroepsziektearbeidsongevallen-verzekering voor werknemers, maar onder arbeidsongevallen- en beroepsziekteverzekering voor het overheidspersoneel.

17. Het socialeverzekeringssysteem voor werknemers is ten slotte van toepassing op een aantal categorieën personen die geen werknemer zijn.

Het werknemerssysteem staat immers ook open voor bepaalde categorieën personen die niet zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst, maar die tegen loon arbeidsprestaties verrichten onder het gezag van een ander persoon. Dat geldt voor in het kader van een beroepsopleiding tewerkgestelde leerlingen met ingang van het kalenderjaar na dat waarin zij de leeftijd van 18 jaar bereiken35, voor studenten met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, voor onthaalouders, voor persoonlijke assistenten van personen met een handicap en voor personen met een doctoraats- of

29 MvT bij het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3355/1, 65-66.

30 Infra, deel 1, hoofdstuk 1, A., 3. Uitgesloten werknemers.

31 Art. 2, § 2, en 2/1 RSZ-Wet; art. 5-8ter en 15bis RSZ-Besluit.

32 Art. 1 Arbeidsongevallenwet; art. 2, § 1 Beroepsziektewet.

33 Art. 7 en 8 RSZ-Besluit.

34 Art. 2, § 2. RSZ-Wet; art. 9-15 RSZ-Besluit.

35 Art. 1, § 1 RSZ-Wet; art. 1bis en 4 RSZ-Besluit.

16 postdoctoraatsbeurs.36 Artsen in opleiding vallen eveneens onder het socialeverzekeringssysteem voor werknemers, maar ressorteren niet onder de werkloosheidsverzekering.37

Daarnaast is het werknemerssysteem ook opengesteld voor personen die niet zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst en die hun arbeid niet presteren onder het gezag van een ander persoon, maar die arbeid verrichten in gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst.

Dat geldt, onder bepaalde voorwaarden, voor mandatarissen van niet-commerciële verenigingen en organisaties, voor bepaalde huisarbeiders38, voor taxibestuurders en personen die vervoer van goederen of van personen verrichten39, voor personen die werken in de schoonmaaksector40 en voor kunstenaars wier activiteit niet wordt beschouwd als occasioneel.41

Alle categorieën personen die geen werknemers zijn, maar zijn ondergebracht in het socialeverzekeringssysteem voor werknemers, vallen meteen ook onder de toepassing van de arbeidsongevallen- en van de beroepsziekteverzekering voor werknemers.42

2. Vrijwillige verzekering

18. Voor geen enkele categorie personen is een vrijwillige aansluiting bij het socialeverzekeringssysteem voor werknemers als zodanig toegelaten. Sommige socialezekerheids-regelingen voor werknemers kennen wel vormen van vrijwillige verzekering, zoals wordt toegelicht in de opeenvolgende hoofdstukken van deel 2.

3. Uitgesloten werknemers

19. Sommige werknemerscategorieën worden uitgesloten van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers, maar ressorteren onder een eigen of een andere socialezekerheidsregeling.

Dat geldt voor personen die ressorteren onder de eigen socialezekerheidsregeling voor zeelieden ter koopvaardij.43 Hun socialezekerheidsbijdragen worden geanalyseerd in het volgende hoofdstuk. Hun socialezekerheidsrechten komen aan bod in de opeenvolgende hoofdstukken van deel 2.

Afin de maximaliser des synergies dans la sécurité sociale, les missions de la Caisse de secours et de prévoyance en faveur des marins (CSPM) ont été transférées à l'ONSS et à la Caisse auxiliaire d'assurance maladie-invalidité (CAAMI) au 1er janvier 2018. L'extension de la compétence de l'ONSS aux marins implique qu'environ 600 travailleurs supplémentaires sont repris44 dans le tableau 1.45 Il s'agit principalement d'hommes occupés à temps plein. Le 1er janvier 2019, 1.247 marins étaient inscrits sur

36 Art. 3-3bis RSZ-Besluit.

37 Art. 15bis RSZ-Besluit.

38 Cass. 19 juni 2006, AR S.04.0154.N.

39 Art. 3 RSZ-Besluit.

40 Art. 2/2 RSZ-Wet.

41 Art. 1bis RSZ-Wet.

42 Art. 1 Arbeidsongevallenwet; art. 2, § 1 Beroepsziektewet; art. 1 Arbeidsongevallen- en Beroepsziektewet Overheidspersoneel.

43 Art. 1, § 2 RSZ-Wet.

44 ONSS, Emploi salarié pour le quatrième trimestre 2019, disponible sur : https://www.rsz.fgov.be.

45 Supra, deel 1, hoofdstuk 1, A. Personeel toepassingsgebied van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers.

17 la liste du Pool des marins : 764 dans la marine marchande, 363 dans le secteur du dragage, 93 dans le secteur du remorquage, 10 shoregangers et 22 B-pool.46

Artsen die als werknemer in dienst zijn van een ziekenhuis, maar daarnaast een zelfstandige beroepsbezigheid uitoefenen, ressorteren onder bepaalde voorwaarden ook voor hun activiteit als ziekenhuisarts onder het socialeverzekeringssysteem voor zelfstandigen. Voldoen zij niet aan de daartoe gestelde voorwaarden, dan vallen zij alleen voor hun eigen praktijk onder het sociaal statuut der zelfstandigen en kunnen zij worden beschouwd als beoefenaars van een gemengde loopbaan.47 20. Sommige categorieën atypische werknemers worden, onder bepaalde voorwaarden, uitgesloten van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers, maar ressorteren niet onder een eigen of een andere socialezekerheidsregeling.

Het gaat om bepaalde categorieën werknemers met een bijkomstige betrekking of met een betrekking van wezenlijk korte duur48, zoals niet beroepsmatig verrichte activiteiten, met uitzondering van manuele huishoudelijke activiteiten, die worden verricht ten behoeve van het huishouden van werkgevers of hun gezin tot beloop van niet meer dan 8 uur per week bij één of meer werkgevers.49 Hetzelfde geldt voor arbeidsprestaties in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst50, voor bepaalde socio-culturele en sportactiviteiten van niet meer dan 25 arbeidsdagen per jaar bij één of meer werkgevers51, voor de eerste 475 aangegeven uren per jaar van studentenarbeid gedurende de perioden van niet verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstellingen5253, voor zeer specifieke activiteiten in land- en tuinbouw van niet meer dan 25 arbeidsdagen per jaar54, voor activiteiten van vrijwillige brandweerlieden en ambulanciers en van vrijwilligers in de civiele bescherming wier vergoeding een bepaald bedrag per jaar niet overschrijdt55, en voor in de tijd beperkte artistieke prestaties waarvan de forfaitaire kostenvergoeding een bepaald dag- en jaarbedrag niet overschrijdt56 Ten slotte worden ook kansarme jongeren die worden tewerkgesteld door daartoe erkende vzw’s en wier maandinkomsten niet tenminste gelijk zijn aan 1/3de van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, onttrokken aan de toepassing van het socialeverzekeringssysteem voor werknemers.57

Als die uitgesloten categorieën atypische werknemers toch worden opgenomen in het toepassingsgebied van een of andere socialezekerheidsregeling, wordt dat aangegeven in het desbetreffende hoofdstuk van deel 2.

Personen die activiteiten in het verenigingswerk of de deeleconomie of occasionele diensten verrichten waarvan de vergoeding bepaalde bedragen niet overschreed, werden uitgesloten uit het

46 Rapport annuel ONSS 2018.

47 Art. 1, § 3 RSZ-Wet.

48 Art. 2, § 1 RSZ-Wet.

49 Art. 16 RSZ-Besluit.

50 Art. 16bis RSZ-Besluit.

51 Art. 17 RSZ-Besluit.

52 Art. 17bis RSZ-Besluit.

53 Au cours de l’année 2019, 560.996 personnes ont travaillé en tant qu'étudiant. Parmi ceux-ci, 6.450 étudiants ont dépassé le contingent d’heures autorisés, soit 475 heures par an, en dessous duquel le système permet une exemption de l'assujettissement à la sécurité sociale (source : ONSS).

54 Art. 17ter RSZ-Besluit.

55 Art. 17quater RSZ-Besluit.

56 Art. 17sexies RSZ-Besluit.

57 KB nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren.

18 socialeverzekeringssysteem voor werknemers.58 De bedoelde prestaties in het verenigingswerk en de occasionele diensten moesten worden verricht door personen met een hoofdberoep als werknemer, ambtenaar of zelfstandige of door personen die een rust- of overlevingspensioen genoten. Die vereiste gold niet ten aanzien van personen die activiteiten verrichten in het kader van de deeleconomie.59 De doelstellingen die de wetgever nastreefde, verantwoorden volgens het Grondwettelijk Hof echter niet dat de desbetreffende personen volledig worden uitgesloten van de toepassing van de arbeidswetgeving, het socialezekerheidsstelsel en fiscale verplichtingen. De desbetreffende wetsbepalingen worden dan ook vernietigd, met dien verstande dat de gevolgen ervan moeten worden gehandhaafd voor de desbetreffende activiteiten die worden geleverd tot en met 31 december 2020.60

Le régime des activités complémentaires permet aux personnes d’exercer, pendant leur temps libre, des activités complémentaires rémunérées sans devoir s'acquitter de cotisations fiscales ou sociales. Les activités concernées doivent entrer dans le cadre du travail associatif, des services de citoyen à citoyen ou de l'économie collaborative. Le tableau 4 fournit le nombre de citoyens prestataires d'activités complémentaires au cours du 4ème trimestre 2019 par type d’activité et par statut.

Tabel 4. Nombre de citoyens prestataires d'activités complémentaires au cours du 4ème trimestre 2019 par type d’activité et par statut

Statut Travail associatif Services entre Citoyens Economie collaborative

Travailleurs 10.830 190

Pas de statistique à l’ONSS

Indépendants 939 23

Pensionnés 3.380 130

Inconnus 130 4

TOTAL 15.279 347

Source : ONSS.

B. Personeel toepassingsgebied van het socialeverzekeringssysteem voor zelfstandigen

21. Het socialezekerheidssysteem voor zelfstandigen omvat de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de ouderschapsverzekering, de regeling van het overbruggingsrecht en de pensioenverzekering.61

22. Zelfstandigen, hun meewerkende echtgenoten en hun andere helpers zijn verplicht verzekerd in het socialeverzekeringssysteem voor zelfstandigen62, ook “sociaal statuut der zelfstandigen”

genoemd.

58 Art. 1, § 4 RSZ-Wet.

59 Wet 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie; zie S. GILSON, F.

LAMBINET en M. VERWILGHEN, “Le statut social des travailleurs de l’économie collaborative” in A. LAMINE en C.

WATTECAMPS (ed.), Quel droit social pour les travailleurs des plateformes? Premiers diagnostices et actualités législatives, Limal, Anthémis, 2020, 129-240.

60 GwH 23 april 2020, nr. 53/2020.

61 Art. 18 en 18bis Sociaal Statuut Zelfstandigen.

62 Art. 1-10 Sociaal Statuut Zelfstandigen.

19 Personen worden beschouwd als zelfstandigen, ingeval zij in België een beroepsbezigheid uitoefenen, zonder te kunnen worden gekwalificeerd als werknemer of ambtenaar.63 De beroepsbezigheid veronderstelt een daadwerkelijke, met winstoogmerk verrichte en voldoende frequente activiteit die het louter beheer van het eigen vermogen te boven gaat.64

Wie een zelfstandige bijstaat of vervangt in de uitoefening van diens beroep, wordt aangemerkt als helper.65 Echtgenoten van zelfstandigen worden vermoed die zelfstandigen bij te staan of te vervangen, als zij geen eigen beroepsbezigheid uitoefenen of hun eigen beroepsinkomsten een gering bij wet bepaald jaarbedrag niet overschrijden en als zij bovendien geen socialezekerheidsuitkeringen geniet op grond van een eigen beroepsbezigheid. Echtgenoten van bedrijfsleiders kunnen niet worden aangemerkt als meewerkende echtgenoten.66 De wetgever voorziet, onder bij koninklijk besluit te bepalen regels, in de toepassing van dat wettelijk vermoeden op wettelijke samenwonende partners van zelfstandigen.67 Een dergelijk koninklijk besluit is alsnog niet genomen. Het RSVZ past de regeling reeds toe op de meewerkende, wettelijk samenwonende partners van de zelfstandigen.68 Onder de term meewerkende echtgenoot begrijpen we hierna, tenzij anders is aangegeven, zowel de

Wie een zelfstandige bijstaat of vervangt in de uitoefening van diens beroep, wordt aangemerkt als helper.65 Echtgenoten van zelfstandigen worden vermoed die zelfstandigen bij te staan of te vervangen, als zij geen eigen beroepsbezigheid uitoefenen of hun eigen beroepsinkomsten een gering bij wet bepaald jaarbedrag niet overschrijden en als zij bovendien geen socialezekerheidsuitkeringen geniet op grond van een eigen beroepsbezigheid. Echtgenoten van bedrijfsleiders kunnen niet worden aangemerkt als meewerkende echtgenoten.66 De wetgever voorziet, onder bij koninklijk besluit te bepalen regels, in de toepassing van dat wettelijk vermoeden op wettelijke samenwonende partners van zelfstandigen.67 Een dergelijk koninklijk besluit is alsnog niet genomen. Het RSVZ past de regeling reeds toe op de meewerkende, wettelijk samenwonende partners van de zelfstandigen.68 Onder de term meewerkende echtgenoot begrijpen we hierna, tenzij anders is aangegeven, zowel de