AC T U A L I T E I T
L A R C I E R T . B . H . 2 0 1 2 / 3 – M A A R T 2 0 1 2 3 1 7
gingsinstellingen met een veranderlijk aantal rechten: de laatst berekende inventariswaarde vóór de datum van neerlegging; en (iii) in alle andere gevallen: op de boek- waarde van de effecten, de interesten daarin niet begre- pen, te ramen op de dag van de neerlegging, door degene die de omzetting heeft bewerkt. Voor aandelen van niet- beursgenoteerde vennootschappen zal dus naar het boekhoudkundig netto-actief van de betrokken vennoot- schap moeten worden gekeken.
De taks zal door de financiële instellingen worden gehe- ven wanneer de belegger zijn effecten op een effectenre- kening komt deponeren om ze te dematerialiseren. De taks zal door de emittent worden geïnd wanneer de belegger zich aanmeldt om zijn effecten op naam te zet- ten.
Adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen: bewaring van de boeken en
verantwoordingsstukken (advies van 5 oktober 2011)
BOEKHOUDING EN JAARREKENING Algemeen – Bewaringstermijn
COMPTABILITÉ ET COMPTES ANNUELS Généralités – Durée de conservation
Artikel 6, 4de lid van de boekhoudwet van 17 juli 1975 bepaalt onder meer dat de verantwoordingsstukken, in origineel of in afschrift, zeven jaar moeten worden bewaard. Deze termijn wordt op 3 jaar teruggebracht voor de stukken die niet als bewijs jegens derden hoeven te dienen. Artikel 8, § 2 van de boekhoudwet bepaalt dat de wettelijke boeken zeven jaar moeten bewaard wor- den vanaf 1 januari van het jaar dat op de afsluiting volgt.
In geval van vereffening van de vennootschap is de Com- missie voor Boekhoudkundige Normen evenwel van mening dat de bewaringstermijn voor boeken en verant- woordingsstukken op vijf jaar kan worden terugge- bracht. Artikel 195 W.Venn. schrijft immers voor dat, vanaf de datum van de bekendmaking van de afsluiting van de vereffening, de boeken en bescheiden nog vijf jaar moeten worden bijgehouden. Door de afsluiting van de vereffening verdwijnen de rechtspersoon en zijn vermo- gen. Aangezien de boekhoudwet slechts toepasselijk is op bestaande rechtspersonen, geldt de zevenjarige bewaringstermijn vanaf dit ogenblik niet meer.
Rechtspraak/Jurisprudence
Rechtbank van eerste aanleg Brussel 8 december 2011
Zaak: nr. 2009/8604/A
VENNOOTSCHAPPEN – TIJDELIJKE VENNOOTSCHAP Bestuur – Zijdelijkse vordering
SOCIÉTÉS – SOCIÉTÉ MOMENTANÉE Gestion – Action oblique
Drie partners hadden zich gegroepeerd in een tijdelijke handelsvennootschap (‘THV’) voor het ontwerp en de bouw van een waterzuiveringsstation. Door problemen bij de bouw wenste één van de drie partners een vorde- ring tot schadevergoeding in te stellen tegen de bouw- heer. Voor het instellen van een vordering door een THV is echter vereist dat alle leden van de THV samen optre- den en de vordering tegen de bouwheer instellen; de THV heeft geen rechtspersoonlijkheid en kan niet in rechte optreden. De overige twee partners bij de THV weigerden echter om samen met de eerste partner de vordering van de THV in te stellen.
Daarop voerde de eerste partner aan dat de overige twee partners een contractuele fout ten opzichte van haar hebben begaan, met name door de overeenkomst, waar- bij zij een THV zijn aangegaan en waarbij zij zich ertoe hebben verbonden om overeenkomstig artikel 1 W.Venn iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk om aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen, niet te goeder trouw uit te voeren. De fout bestond er volgens de eerste partner in dat de overige twee partners niet de inspanning hebben geleverd om de schade die de eerste partner als lid van de THV in het kader van het bouwpro- ject heeft geleden, te verhalen op de bouwheer. Derhalve argumenteerde de eerste partner dat zij een vordering op de twee andere partners heeft wegens contractuele wanprestatie. Als schuldeiser van de twee andere part- ners oefent de eerste partner vervolgens de schuldvor- dering uit die de drie partners samen namens de THV hebben op de bouwheer, op basis van de figuur van de zijdelingse vordering.
De rechtbank aanvaardt de argumentatie van de eerste partner en stelt vast dat in casu aan de voorwaarden van de zijdelingse vordering is voldaan. Bijgevolg kan de eer- ste partner de vordering van de THV instellen voor de drie vennoten samen. Zij is daartoe niet gevolmachtigd door de andere twee vennoten, maar zij oefent wel zelf het vorderingsrecht van die twee vennoten uit via de zij- delingse vordering.