• Aucun résultat trouvé

2 ONDERZOEKSOPDRACHT

2.3 METHODE

2.3.1 Stuurgroep en klankbordgroep

Het onderzoeksproject ‘Werken aan een publieksvriendelijke ontsluiting van archeologische kennis en collecties’ werd gezamenlijk uitgeschreven door het agentschap Onroerend Erfgoed en het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Het werd uitgevoerd door een interdisciplinair consortium van drie onderzoeksgroepen binnen de Universiteit Gent: het Instituut voor Publieksgeschiedenis (IPG), de onderzoeksgroep Historische Archeologie (HARG) en het Ghent Center for Digital Humanities (GhentCDH).

Onderzoekers waren publiekshistorica Fien Danniau (hoofdonderzoeker) en archeologen dr. Jan Trachet en dr. Sibrecht Reniere.

De onderzoekers werden bijgestaan door een stuurgroep met twee vertegenwoordigers van beide opdrachtgevers. Ze adviseerden over literatuur en bestaande rapporten en over de longlist van mogelijke respondenten voor de veldbevraging. Voor de begeleiding van de onderzoekers werd een klankbordgroep samengesteld met adviseurs uit verschillende deeldomeinen van de archeologische en culturele erfgoedsector. De leden werden geselecteerd omwille van hun expertise en ervaring met publiekswerking en veelzijdige blik op de archeologische sector. De leden van de klankbordgroep boden informatie en gaven feedback op de tussentijdse resultaten vanuit hun eigen ervaringswereld.6

3 De genoemde publieksbevragingen van Marx et al. (2017) en Vanhaevre (2020, 33 en 86) duiden de media aan als belangrijkste informatieverstrekker - documentaires en televisieprogramma’s staan met stip bovenaan. Ook het onderwijs krijgt een cruciale rol toebedeeld.

4 Rond de metaaldetectoristen lopen momenteel specifieke trajecten met het agentschap Onroerend Erfgoed en Histories.

5 Recent publieksonderzoek dat plaatsvond in musea in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media is Siongers et al. (2019).

6 Van de drie tussentijdse workshops met stuur- en klankbordgroep die waren voorzien, kon omwille van de corona-crisis enkel de eerste plaatsvinden. Dit werd opgevangen door virtueel overleg met de stuurgroep, correspondentie met de leden van de klankbordgroep en een open review-fase van de draft van het onderzoeksrapport.

2.3.2 Landschapstekening

Voor de landschapstekening van archeologische publiekswerking in Vlaanderen en Brussel werd in de eerste fase een dataset samengesteld van het archeologisch publieksaanbod in 2018 en 2019. Basis daarvoor waren de activiteiten in de UiT-databank waarin archeologie werd vermeld, de activiteiten aangekondigd op Archeonet.be (de Vlaamse archeologie-telex), en activiteiten omtrent archeologie vermeld in regionale en nationale krantenartikelen via GoPress. Deze dataset vormde een eerste indicatie van het type aanbod en een situering van de aanbieders. Vervolgens werden de websites en sociale mediakanalen geraadpleegd van alle gedetecteerde actoren (zowel met als zonder geafficheerd publieksaanbod).

De Vlaamse landschapstekening werd getoetst aan de internationale bakens van publieksarcheologie (public archaeology) aan de hand van literatuur en websites. We focusten op de buurlanden Frankrijk en Nederland omdat die een gelijkaardig archeologisch profiel hebben maar er toch een uiteenlopende aanpak op nahouden wat betreft archeologische praktijk en publiekswerking. Waar in Frankrijk de centrale en regionale overheden nog een veel sterkere rol spelen, is in Nederland het commercieel model veel ingrijpender uitgerold. Uitgangspunt was te detecteren welke benaderingen, praktijken, stakeholders, doelgroepen en inhouden internationaal gangbaar zijn en welke potentieel kunnen worden ingezet in Vlaanderen.

2.3.3 Veldbevraging en -analyse

De tweede fase bestond uit een kwalitatieve analyse van de archeologische publiekswerking op basis van diepte-interviews en focusgesprekken. Op basis van de landschapstekening werden de actoren gedefinieerd die op een of andere manier publieksaanbod rond archeologie organiseren: lokale besturen (i.c. IOED en OEG), provincies, bedrijven, academia, onroerenderfgoeddepots, erfgoedvrijwilligers en -verenigingen, collectiebeherende instellingen, Forum Vlaamse Archeologie en Archeologiedagen.

In deze onderzoeksfase stelden we ons de vraag (1) waarom publiekswerking in Vlaanderen de gangbare vormen aanneemt en (2) hoe archeologische informatieverspreiding plaatsvindt. Met het oog op een verbeterde publiekswerking in de toekomst volgt daarop de vraag welke knelpunten en noden er bestaan en hoe deze verholpen kunnen worden.

Er werd in overleg met de klankbordgroep geopteerd om respondenten te selecteren die (1) zelf ervaring hebben met publiekswerking en (2) omwille van hun opleidings- of loopbaantraject meerdere invalshoeken op publiekswerking en (deel)sectoren kunnen combineren. Een derde overweging was de typologische diversiteit van het publieksaanbod waarbij de respondenten betrokken waren. Er bleek grote bereidwilligheid in de sector om deel te nemen aan het onderzoek. Bijna alle respondenten stelden voor om in collegiaal teamverband het interview te laten plaatsvinden, wat de meerstemmigheid van de veldbevraging ten goede kwam. Voor bedrijven, IOED’s/OEG’s en academia werd geopteerd om focusgesprekken te organiseren om maximale inspraak en participatie aan het onderzoek mogelijk te maken. Daarvoor werd telkens een open oproep gedaan.7 Volgende actoren werden uiteindelijk bevraagd:

• Bedrijven;

• Lokale besturen, met een focus op intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten;

7 De details van de methodologie per actor staan in de respectievelijke hoofdstukken.

• Universiteiten;

• Onroerenderfgoeddepots;

• Erfgoedvrijwilligers en -verenigingen;

• Musea en collectiebeherende instellingen;

• Forum Vlaamse Archeologie;

• Archeologiedagen.

In totaal werd gespreid over 10 individuele interviews, 7 groepsinterviews en 3 focusgesprekken, gesproken met 41 respondenten. Alle respondenten en de actoren die ze vertegenwoordigen, opereren in specifieke contexten. Om de publiekswerking, samenwerkingen, noden en verwachtingen diepgaand te kunnen bevragen werd daarom bewust geopteerd om niet via enquêtes te werk te gaan. Er werd een indicatieve vragenlijst opgesteld (zie bijlage) die werd aangepast aan de professionele context(en) van de respondent.

Naargelang de kwesties en praktijken die de respondenten ter tafel legden, en de aanbevelingen die zich vormden, evolueerde de vragenlijst.

Alle interviews werden opgenomen, getranscribeerd en verwerkt met Nvivo, een softwareprogramma voor kwalitatieve data-analyse. Alle interviews werden afgenomen door Fien Danniau, die persoonlijk noch professioneel gebonden is aan de archeologische sector.8 Om openhartige gesprekken te kunnen voeren, werd alle respondenten een anonieme verwerking van het interview gegarandeerd. De transcripties werden enkel gelezen en gebruikt door de drie onderzoekers. Ze worden niet toegevoegd aan het onderzoek, maar wel als gesloten dataset gearchiveerd in de Universiteitsbibliotheek van de UGent.

Om de opdrachtgever inkijk te geven in de interactie tussen de stakeholders en te overtuigen van de oprechtheid van de analyse werd een open review georganiseerd. Zowel de leden van de klankbordgroep als een selectie van de respondenten kreeg vooraf inzage in de Vlaamse landschapstekening van dit onderzoeksrapport en kreeg de mogelijkheid daarop te reageren.

8 Met uitzondering van het interview met de coördinator van de Nederlandse Archeologiedagen, dat werd afgenomen door Jan Trachet.