• Aucun résultat trouvé

Commentaar bij artikel 5, § 2-5 van de wet van 18 september 2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Partager "Commentaar bij artikel 5, § 2-5 van de wet van 18 september 2017"

Copied!
9
0
0

Texte intégral

(1)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

5, §§ 2-5. § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de minis- terraad, op basis van een adequate risicobeoordeling, opgemaakt door de Kans- spelcommissie voor de kansspelen bedoeld in artikel 4, 36o, de houders van een vergunning zoals bepaald in artikel 25, 1/1 tot en met 9, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de be- scherming van de spelers, vrijstellen van de toepassing van een deel of van alle bepalingen van boek II van dezelfde wet, door zich te baseren op het laag risico dat de exploitatie van deze diensten door hun aard en in voorkomend geval, door hun omvang vertegenwoordigen.

Er wordt in de risicobeoordeling bedoeld in het eerste lid, rekening gehouden met de mate van risicogevoeligheid van de betrokken verrichtingen, met name voor wat de aangewende betalingswijzen betreft.

De bevoegde minister meldt aan de Europese Commissie ieder besluit dat wordt genomen uit hoofde van het eerste lid, met een motivering op basis van een specifieke risicobeoordeling bedoeld in hetzelfde lid en waarbij wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de relevante bevindingen van het door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2015/849 opgemaakte verslag.

§ 3. Na advies van de toezichtautoriteiten die bevoegd zijn op grond van arti- kel 85 en op grond van een adequate risicobeoordeling, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, vrijstelling verlenen van de toe- passing van alle of een deel van de bepalingen van boek II aan de natuurlijke of rechtspersonen die occasioneel of in zeer beperkte matefinanciële activiteiten uit- oefenen als bedoeld in artikel 4, 2) tot en met 12), en 14), van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot- schappen, die geen activiteiten op het gebied van geldtransfers zijn als bedoeld in artikel I.9, 14o, van het Wetboek van economisch recht, mits alle volgende crite- ria vervuld zijn:

1odefinanciële activiteit is in absolute zin beperkt van omvang;

2odefinanciële activiteit is beperkt wat de verrichtingen betreft;

3odefinanciële activiteit vormt niet de hoofdactiviteit van die personen en de omzet uit die activiteit bedraagt niet meer dan vijf procent van de totale omzet van de betrokken persoon;

4ode financiële activiteit heeft een bijkomstig karakter en houdt rechtstreeks verband met de hoofdactiviteit van die personen;

5ode hoofdactiviteit van die personen is niet een activiteit als bedoeld in para- graaf 1, 23otot en met 30oof 33o;

6odefinanciële activiteit wordt enkel verricht ten behoeve van cliënten van de hoofdactiviteit van die personen, en wordt niet algemeen aangeboden aan het pu- bliek.

Wanneer de Koning de bevoegdheid uitoefent die Hem op grond van het eerste lid wordt verleend:

WITWASREGLEMENTERING ART. 5, §§ 2-5–1

(2)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

1ostelt Hij voor de toepassing van het eerste lid, 1o, het bedrag vast dat de to- tale omzet uit de financiële activiteit niet mag overschrijden. Dat bedrag wordt, afhankelijk van het soortfinanciële actviteit, op nationaal niveau vastgesteld. Het is voldoende laag om het WG/FT-risico aanzienlijk te verminderen;

2ostelt Hij voor de toepassing van het eerste lid, 2o, per cliënt en per verrich- ting een maximumbedrag vast, ongeacht of de verrichting plaatsvindt in één ver- richting dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan. Dat bedrag wordt, afhankelijk van het soortfinanciële activiteit, op nati- onaal niveau vastgesteld. Het ligt voldoende laag om ervoor te zorgen dat dit soort verrichtingen geen geschikte of doelmatige methode vormen voor witwassen van geld of terrorismefinanciering, en bedraagt niet meer dan 1 000 euro;

3o duidt Hij de in artikel 85 bedoelde bevoegde autoriteit aan, die Hij belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de vrijstelling die op grond van het eerste lid wordt verleend en met de vaststelling bij reglement van de nadere regels voor dat toezicht.

De bevoegde minister meldt aan de Europese Commissie ieder besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

§ 4. Na advies van de coördinatieorganen en rekening houdend met het resul- taat van de nationale risicobeoordeling bedoeld in artikel 68, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de toepassing van alle of een deel van de bepalingen van deze wet uitbreiden tot categorieën van in para- graaf 1 niet bedoelde entiteiten en waarvan blijkt dat hun activiteiten kunnen worden gebruikt voor het witwassen van geld of definanciering van terrorisme.

De bevoegde minister brengt de Europese Commissie op de hoogte van de uit- breiding van het toepassingsgebied van deze wet op grond van het eerste lid.

§ 5. De koninklijke besluiten genomen krachtens paragrafen 2 tot en met 4, hebben geen gevolg meer indien zij niet worden bekrachtigd door de wet binnen twaalf maanden vanaf hun datum van inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot op de datum van inwerkingtreding van de koninklijke besluiten.

5, § 2-5. § 2. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, sur la base d’une évalu- ation appropriée des risques établie par la Commission des jeux de hasard, pour les jeux de ha- sard visés à l’article 4, 36o, exempter les titulaires d’une licence définis à l’article 25, 1/1 à 9, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les paris, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, de l’application de tout ou partie des dispositions du livre II de la même loi, en se basant sur le faible risque que représente l’exploitation de ces services en rai- son de leur nature et, le cas échéant, de leur ampleur.

Il est tenu compte, dans l’évaluation des risques visée à l’alinéa 1er, du degré de vulnérabi- lité des opérations concernées, notamment en ce qui concerne les méthodes de paiement utili- sées.

Le ministre compétent communique à la Commission européenne tout arrêté pris en applica- tion de l’alinéa 1er, accompagné d’une motivation fondée sur une évaluation spécifique des ris- ques visée au même alinéa et indiquant comment il a tenu compte des conclusions pertinentes

ART. 5, §§ 2-5–2 WITWASREGLEMENTERING

(3)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

du rapport établi par la Commission européenne en vertu de l’article 6, paragraphe 1er, de la Directive 2015/849.

§ 3. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, sur avis des autorités de con- trôle compétentes en vertu de l’article 85 et sur la base d’une évaluation appropriée des ris- ques, exempter de l’application de tout ou partie des dispositions du livre II les personnes physiques ou morales qui exercent à titre occasionnel ou à une échelle très limitée une activité financière visée à l’article 4, 2) à 12), et 14), de la loi du 25 avril 2014 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit et des sociétés de bourse, autre que l’activité de transmis- sion de fonds visée à l’article I.9, 14o, du Code de droit économique, lorsque l’ensemble des critères suivants sont réunis:

1ol’activitéfinancière est limitée en termes absolus;

2ol’activitéfinancière est limitée au niveau des opérations;

3ol’activitéfinancière n’est pas l’activité principale de telles personnes et le chiffre d’affai- res généré par cette activité ne dépasse pas cinq pour cent du chiffre d’affaires total de la per- sonne concernée;

4ol’activitéfinancière est accessoire et directement liée à l’activité principale de telles per- sonnes;

5o l’activité principale de telles personnes n’est pas une activité visée au paragraphe 1er, 23oà 30oou 33o;

6ol’activitéfinancière est exercée pour les seuls clients de l’activité principale de telles per- sonnes et n’est généralement pas proposée au public.

Lorsqu’Il exerce le pouvoir qui Lui est délégué en application de l’alinéa 1er, le Roi:

1ofixe, auxfins de l’application de l’alinéa 1er, 1o, le montant que le chiffre d’affaires total généré par l’activitéfinancière concernée ne doit pas dépasser. Ce montant estfixé au niveau national et en fonction du type d’activitéfinancière. Il est suffisamment bas pour réduire signifi- cativement le risque de BC/FT;

2o fixe, auxfins de l’application de l’alinéa 1er, 2o, un montant maximal par client et par opération, que l’opération soit effectuée en une seule ou en plusieurs opérations qui semblent liées. Ce montant estfixé au niveau national et en fonction du type d’activitéfinancière. Il est suffisamment bas pour que l’utilisation des types d’opérations concernées ne puisse pas consti- tuer une méthode aisée et efficace de blanchiment de capitaux ou definancement du terrorisme, et il ne dépasse pas 1 000 euros;

3odésigne l’autorité compétente visée à l’article 85 qu’Il charge de contrôler les conditions de l’exemption accordée en application de l’alinéa 1eret de déterminer les modalités de ce con- trôle par voie de règlement.

Le ministre compétent communique à la Commission européenne tout arrêté pris en applica- tion de l’alinéa 1er.

§ 4. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, sur avis des organes de coor- dination et tenant compte du résultat de l’évaluation nationale des risques visée à l’article 68, étendre l’application de tout ou partie des dispositions de la présente loi à des catégories d’en- tités non visées au paragraphe 1er et dont les activités risquent d’être utilisées à desfins de blanchiment de capitaux ou definancement du terrorisme.

Le ministre compétent informe la Commission européenne de l’extension du champ d’appli- cation de la présente loi en application de l’alinéa 1er.

§ 5. Les arrêtés royaux pris en vertu des paragraphes 2 à 4, cessent de produire leurs effets s’ils n’ont pas été confirmés par la loi dans les douze mois de leur date d’entrée en vigueur. La confirmation rétroagit à la date d’entrée en vigueur des arrêtés royaux.

§ 4 gewijzigd door art. 32 wet 20 juli 2020 (BS5 augustus 2020) met ingang van 15 augustus 2020.

WITWASREGLEMENTERING ART. 5, §§ 2-5–3

(4)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

Commentaar bij artikel 5, § 2-5 van de wet van 18 september 2017

Auteurs:Julie GOETGHEBUER en Felix DESMYTTERE

Bijwerking:2 oktober 2020

BELANGRIJKSTE RECHTSLEER

EUROPESE COMMISSIE, Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de beoordeling van risico’s op het gebied van witwassen en terroris- mefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grens- overschrijdende activiteiten, Brussel, Europese Commissie, 24 juli 2019, COM(2019) 370final, 24 p., online raadpleegbaar op: https://eur-lex.europa.eu/.

GOYVAERTS, G.D. en DEMEULENAERE, S.,“BOEK XII–Preventief luik van de antiwitwaswetgeving” in TIBERGHIEN, Handboek voor Fiscaal Recht 2019/2020, Mechelen, Kluwer, 2020, 2575-2628.

KANSSPELCOMMISSIE,Risicoanalyse in het kader van de Antiwitwasrichtlijn bin- nen de sector van de kansspelen in België, 25 juli 2017, 88 p., online raadpleegbaar op: www.gamingcommission.be/.

COMMENTAAR

1 Hoewel normaal gezien alle aanbieders van kansspelen verplicht zijn de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en definanciering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (*1) (hierna aangeduid als

“de Wet”) na te leven, heeft de Richtlijn 2018/843 (*2) (hierna aangeduid als

“AMLD-5”) de ruimte gelaten aan de lidstaten omaanbieders van bepaalde kans- spelactiviteiten uit te sluiten van de toepassing van Boek II van de Wet. In Boek II zijn de verplichtingen van de onderworpen entiteiten inzake de voorkoming van het witwassen van geld en definanciering van terrorisme opgenomen.

De Koning heeft bijgevolg op basis van artikel 5, § 2 van de Wet de optie om, bij een in ministerraad overlegd besluit, bepaalde houders van een vergunning om kansspelen

(*1) BS6 oktober 2017.

(*2) Richtl. (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van hetnanciële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismenan- ciering en tot wijziging van de richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU,Pb.L. 19 juni 2018, a. 156, 43.

ART. 5, §§ 2-5–4 WITWASREGLEMENTERING

(5)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

te exploiteren geheel of gedeeltelijk van het toepassingsgebied uit te sluiten. Om van deze mogelijkheid gebruik te maken, is het wel vereist dat er op objectieve wijze kan worden aangetoond dat de aangeboden activiteiten slechts een klein risico op witwas- sen of financiering van terrorisme met zich meebrengen. (*1) Artikel 2, lid 2 van AMLD-5 bepaalt hieromtrent dat na een adequate risicobeoordeling de lidstaten aan- bieders van bepaalde kansspeldiensten geheel of gedeeltelijk vrijstelling kunnen verle- nen voor zover is bewezen dat de aard en, in voorkomend geval, de omvang van de transacties betreffende dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen. Het is met andere woorden enkel mogelijk om deze exploitanten van het toepassingsgebied uit te sluiten na het uitvoeren van een risicobeoordeling, waaruit is gebleken dat het ri- sico dat kansspelen worden aangewend om geld wit te wassen of terrorisme te finan- cieren gering is. Deze risicoanalyse dient door de Kansspelcommissie te worden uitgevoerd. In deze risicoanalyse houdt de commissie onder andere rekening met de mate van risicogevoeligheid van de betrokken verrichtingen, met name voor wat de aangewende betalingswijzen betreft. Zo zullen bijvoorbeeld cash-betalingen risicovol- ler zijn dan overschrijvingen, aangezien bij de eerste categorie het niet zomaar te ach- terhalen valt waar het cashgeld vandaan komt of waar het heen gaat. (*2) Het is niet mogelijk om casino’s uit te sluiten van de verplichtingen in de witwaswet, daar deze uitsluitingsmogelijkheid expliciet door AMLD-5 verboden wordt. Artikel 5, § 2 van de Wet verwijst daarom expliciet niet naar de houders met een vergunning zoals be- paald in artikel 25, 1 van de wet van 7 mei 1999, i.e. de casino’s als een kansspelin- richtingen klasse I die wordt uitgebaat door een vergunninghouder klasse A. (*3) Indien de Koning effectief beslist om over te gaan tot het uitsluiten van bepaalde aan- bieders van kansspelen, is een gemotiveerde communicatie aan de Europese Commis- sie noodzakelijk. In deze communicatie moet worden aangetoond dat bij dergelijke kansspelen een gering WG/FT-risico bestaat. (*4) In deze motivatie dient er ook ver- klaard te worden hoe er rekening is gehouden met de relevante bevindingen die door de Commissie zijn uiteengezet in haar uitgebrachte verslagen. De Europese Commis- sie heeft immers de verplichting om minstens om de twee jaar op supranationaal ni- veau een risicoanalyse uit te voeren en daarover verslag uit te brengen, waarbij zal worden getracht de sectoren naar voren te brengen die extra gevoelig zijn voor het

(*1) MvTbij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beper- king van het gebruik van contanten,Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 53.

(*2) MvTbij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beper- king van het gebruik van contanten,Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 53.

(*3) In concretogaat het hier om de casinos van Brussel, Namen, Spa, Chaudfontaine, Dinant, Knokke, Blankenberge, Middelkerke en Oostende.

(*4) MvTbij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beper- king van het gebruik van contanten,Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 53.

MvTbij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten,Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 53.

WITWASREGLEMENTERING ART. 5, §§ 2-5–5

(6)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

witwassen en definanciering van terrorisme. (*1) (*2) De Europese Commissie heeft in 2017 een verslag uitgebracht over de beoordeling van risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en ver- band houden met grensoverschrijdende activiteiten waarin de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering die aan specifieke producten en diensten kleven op systemati- sche wijze worden geanalyseerd. Dit verslag werd in 2018 geüpdatet. (*3) De Kans- spelcommissie maakte aldus in 2017 een eerste inschatting van het risico dat de verschillende vergunninghouders lopen om te worden misbruikt voor het witwassen van geld of definanciering van terrorisme. (*4) Het eerste luik van het verslag omvat informatie over de bedreigingen, de kwetsbaarheden en de hieruit voortvloeiende risi- co’s met betrekking tot de drie risicofactoren, namelijk cliëntgebonden risicofactoren, risicofactoren verbonden aan de producten, diensten en transacties en de geografische risicofactoren. (*5) Het tweede luik analyseert de risicobeperkende maatregelen die reeds worden genomen, per type vergunning, waarbij het restrisico tevens werd geana- lyseerd. (*6)

Na deze analyse is de Kansspelcommissie tot de conclusie gekomen dat het restrisico bij de vergunninghouders C die kansspelinrichting klasse III (i.e drankgelegenheden met bingotoestellen) mogen exploiteren en de vergunninghouders G1 en G2 die geoor- loofd zijn mediaspelen uit te baten, gering en aldus aanvaardbaar is. (*7) Op basis van deze analyse werd dan ook aangeraden om deze entiteiten uit te sluiten van het toepas- singsgebied. Met het koninklijk besluit van 30 januari 2019 (*8), werd dan ook ge- bruikgemaakt van de mogelijkheid om een vrijstelling in te voeren voor een aantal exploitanten uit de kansspelsector. Meer bepaald worden vergunninghouders C, G1 en G2 uitgesloten van het toepassingsgebied van Boek II van de wet.

(*1) Zie hieromtrent, commentaar bij artikel 5, § 1 van de wet van 18 september 2017, onder artikel 5, § 1, lid 1, 43oen 44ovan de Wet.

(*2) G.D. GOYVAERTS en S. DEMEULENAERE, BOEK XII Preventief luik van de antiwitwaswetgeving in TIBERGHIEN,Handboek voor Fiscaal Recht 2019/2020, Mechelen, Kluwer, 2020, (2575) 2622.

(*3) EUROPESE COMMISSIE,Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de beoordeling van risicos op het gebied van witwassen en terrorismenanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten, Brussel, Europese Commissie, 24 juli 2019, COM(2019)370nal, 24 p., on- line raadpleegbaar op: https://eur-lex.europa.eu/. Dit verslag is een actualisering van de eerste, in 2017 gepubliceerde supra- nationale risicobeoordeling van de Commissie.

(*4) KANSSPELCOMMISSIE,Risicoanalyse in het kader van de Antiwitwasrichtlijn binnen de sector van de kansspelen in België, 25 juli 2017, online raadpleegbaar op: www.gamingcommission.be/.

(*5) KANSSPELCOMMISSIE,Risicoanalyse in het kader van de Antiwitwasrichtlijn binnen de sector van de kansspelen in België, 25 juli 2017, online raadpleegbaar op: www.gamingcommission.be/, 8 e.v.

(*6) KANSSPELCOMMISSIE,Risicoanalyse in het kader van de Antiwitwasrichtlijn binnen de sector van de kansspelen in België, 25 juli 2017, online raadpleegbaar op: www.gamingcommission.be/, 16 e.v.

(*7) KANSSPELCOMMISSIE,Risicoanalyse in het kader van de Antiwitwasrichtlijn binnen de sector van de kansspelen in België, 25 juli 2017, online raadpleegbaar op: www.gamingcommission.be/, 35 en volgende,resp. 74e.v.

(*8) KB van 30 januari 2019 tot vrijstelling van de toepassing van Boek II van de wet van 18 september 2017 tot voorko- ming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten van de houders van de vergunning C, G1 en G2 zoals bepaald in art. 25, punt 3, punt 8 en punt 9 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers,BS8 februari 2019.

ART. 5, §§ 2-5–6 WITWASREGLEMENTERING

(7)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

2 Buiten een vrijstelling te verlenen aan aanbieders van kansspelen, is de Koning op basis van artikel 5, § 3 van de Wet tevens gerechtigd, om bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad,bepaalde natuurlijke of rechtspersonen die occasio- neel of in zeer beperkte mate bepaaldefinanciële activiteiten uitoefenen, van het toepassingsgebieduit te sluiten. De Koning kan gebruikmaken van deze bevoegdheid na het inwinnen van advies van de desbetreffende bevoegde toezichthouders.

Er kan enkel een vrijstelling worden verleend voor de uitoefening vanfinanciële acti- viteiten, met uitsluiting van activiteiten op het gebied van geldtransfers, die een bij- komstig karakter hebben en rechtstreeks verband houden met de hoofdactiviteit van de betrokken personen of entiteiten. Meer concreet, gaat het om de volgende financiële activiteiten: (i) het verstrekken van leningen, inclusief consumentenkrediet, hypothe- cair krediet, factoring met of zonder verhaal enfinanciering van handelstransacties (in- clusief forfaitering),(ii)leasing, (iii)betalingsdiensten in de zin van artikel 2, 1ovan de wet betalingsinstellingen,(iv)de uitgifte en beheer van andere betaalmiddelen (bij- voorbeeld reischeques en kredietbrieven),(v)het verlenen van garanties en stellen van borgtochten,(vi)de transacties voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van cliënten met betrekking tot geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositobe- wijzen, enz.), valuta’s, financiële futures en opties, swaps en soortgelijke financie- ringsinstrumenten en effecten, (vii) de deelnemingen aan effectenemissies en dienstverrichtingen in verband daarmee,(viii)de advisering aan ondernemingen inza- ke kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen,(ix) de bemiddeling op de interbankenmarkten,(x) vermogensbeheer of -advisering, (xi) de bewaarneming en beheer van effecten, (xii) het verhuur van safes. Deze activiteiten mogen geen activiteiten zijn op het gebied van geldtransfers zoals bedoeld in artikel I.9, 14ovan het WER.

Naast het feit dat deze activiteiten in absolute zin beperkt moeten zijn qua omvang en wat de verrichtingen betreft, mogen deze activiteiten ook niet de hoofdactiviteit vor- men van die personen. De bijkomstige activiteit dient wél rechtstreeks verband te hou- den met de hoofdactiviteit van de persoon. Logischerwijs mag die hoofdactiviteit geen activiteit zijn waardoor deze personen onderworpen zouden zijn aan de bepalingen van deze wet en ze mag derhalve geen activiteit zijn zoals bedoeld in paragraaf 1 van artikel 4, 23otot en met 30oof 33ovan de Wet. De omzet uit die activiteit mag boven- dien niet meer dan vijf procent van de totale omzet van de betrokken persoon betref- fen. Bovendien mag de bijkomstige activiteit waarvoor een vrijstelling wordt verleend, enkel worden uitgeoefend ten aanzien van de cliënten van de betrokken per- sonen in het kader van hun hoofdactiviteiten.

Om aan te geven dat de activiteit waarvoor een vrijstelling kan worden verleend, be- perkt moet zijn, dient enerzijds de maximale omzet te worden vastgesteld voor deze

WITWASREGLEMENTERING ART. 5, §§ 2-5–7

(8)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

activiteit. Deze omzet mag niet meer bedragen dan vijf procent van de totale omzet van alle activiteiten van de betrokken persoon of entiteit. Anderzijds dient een maxi- mumbedrag per verrichting (ongeacht of de verrichting plaatsvindt in één verrichting dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan) en per cliënt te worden bepaald. Deze twee limieten moeten door de Koning worden vastge- legd, waarbij er in gedachten moet worden gehouden dat dit niveau voldoende laag dient te zijn voor elk van de categorieën van betrokken entiteiten, daarbij rekening houdend met hun specifieke kenmerken. (*1) Beide bedragen dienen ook op nationaal niveau te worden vastgesteld, afhankelijk van het soortfinanciële activiteit, en dienen voldoende laag te zijn om het WG/FT-risico aanzienlijk te verminderen. Het maximum- bedrag per verrichting moet daarenboven voldoende laag zijn om ervoor te zorgen dat dit soort verrichtingen geen geschikte of doelmatige methode vormen voor het witwas- sen van geld of de terrorismefinanciering, en bedraagt niet meer dan 1000 EUR.

Er dient hierbij te worden opgemerkt dat wanneer de Koning gebruikmaakt van deze mogelijkheid, de richtlijn bepaalt dat er moet worden voorzien in een effectief toezicht op de naleving van bovenstaande vastgestelde drempels. De Koning dient de bevoegde autoriteit aan te duiden die dan belast is met het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de vrijstelling. De aangenomen reglementaire bepalingen dienen daarnaast te worden meegedeeld aan de Europese Commissie. Tot op heden is nog geen koninklijk besluit getroffen op basis van deze wettelijke machtiging.

3 Buiten het toepassingsgebiedratione personaete beperken, is de Koning op basis van artikel 5, § 4 van de Wet geoorloofd om dit toepassingsgebieduit te breiden tot andere categorieën van natuurlijke personen of rechtspersonendan deze bedoeld in § 1. Deze paragraaf zet artikel 4, lid 1 van de AMLD-5 om waarin de lidstaten de mogelijkheid wordt geboden om in overeenstemming met de op risico gebaseerde be- nadering het toepassingsgebied geheel of voor een deel uit te breiden tot andere beroe- pen en categorieën ondernemingen die werkzaamheden verrichten welke zich in het bijzonder lenen voor het witwassen of de terrorismefinanciering. Wanneer de vigeren- de regeling bepaalde sectoren (zoals definanciële sector) in het bijzonder aan verplich- tingen onderwerpt, bestaat immers het risico dat witwaspraktijken zich verplaatsen naar andere sectoren. (*2) Het is dan ook van primordiaal belang dat de mogelijkheid bestaat om deze sectoren eveneens aan verplichtingen te onderwerpen om de aldaar uitgevoerde transacties te monitoren. Waar vroeger de bepaling zo werd geformuleerd dat de Koning enkel het personele toepassingsgebied van boek II kon uitbreiden, heeft de wet van 20 juli 2020 ervoor gekozen om de Koning de mogelijkheid te geven het personele toepassingsgebied van de volledige wet uit te breiden. De voorbereidende werken lichten hierbij toe dat indien de Koning louter de toepassing van boek II kan

(*1) MvTbij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beper- king van het gebruik van contanten,Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 58.

(*2) G. STESSENS,Money Laundering. A New International Law Enforcement Model, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 135.

ART. 5, §§ 2-5–8 WITWASREGLEMENTERING

(9)

Company: Universiteit GentFaculteit Rechtsgeleerdheid (RE) Download date: 25/01/2021

uitbreiden, dit betekent dat de nieuw onderworpen entiteiten niet onder andere bepa- lingen van de Wet, met name, de bepalingen van boek V, zouden vallen. De memorie van toelichting haalt specifiek boek V aan als voorbeeld, daar dit boek de bevoegde autoriteiten in staat stelt sancties op te leggen aan onderworpen entiteiten die inbreu- ken begaan op de bepalingen van boek II. De wijziging strekt er met andere woorden toe te verduidelijken dat de Koning de machtiging verkrijgt om (alle of een deel van) de bepalingen van de volledige Wet (en niet alleen van boek II ervan) uit te breiden naar nieuwe categorieën van onderworpen entiteiten. (*1)

Een uitbreiding dient te geschieden via een in ministerraad overlegd besluit. Daarnaast kan er louter besloten worden het toepassingsgebied te verruimen wanneer uit de natio- nale risicobeoordeling blijkt dat de activiteiten van de potentieel toegevoegde entiteiten kunnen worden gebruikt voor het witwassen van geld of voor terrorismefinanciering.

Bovendien zal een dergelijk koninklijk besluit pas kunnen genomen worden na het ad- vies van de coördinatieorganen ingewonnen te hebben. Indien een dergelijk besluit ge- nomen wordt, dient de bevoegde minister de Europese Commissie op de hoogte te brengen van deze uitbreiding. Tot op heden is er nog geen gebruik gemaakt van deze uitbreidingsmogelijkheid.

4 Artikel 5, § 5 van de Wet verklaart tot slot dat de besluiten van de Koning bedoeld in § 2 tot en met § 4 bekrachtigd dienen te worden door een wet binnen de 12 maan- den na de inwerkingtreding ervan. Deze paragraaf werd ingevoerd gelet op de aanwe- zigheid van raakvlakken met diverse bevoegdheden (justitie, financiën, economie, enzovoort). Een dergelijke bekrachtiging werkt terug tot op de datum van inwerking- treding van de koninklijke besluiten.

(*1) MvTbij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en denanciering van terrorisme en tot beper- king van het gebruik van contanten,Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 58-59.

WITWASREGLEMENTERING ART. 5, §§ 2-5–9

Références

Documents relatifs

‘ Deze bijlage beschrijft de stappen van de procedure die Elia start wanneer een risico van een voorspelbare Storm op zee wordt vastgesteld door Elia voor minstens een van

Ingeval zich een noodsituatie of een uitzonderlijke uitvalsituatie of een ongewone uitvalsituatie voordoet, zoals gedefinieerd in de Technische Reglementen of het

Kortom zal er sprake zijn van fi nanciering van terrorisme in- dien geldmiddelen of andere vermogensbestanddelen worden verstrekt of verzameld, waarbij deze worden gebruikt door

Virtuele valuta (in de enge zin van het woord) kunnen niet gezien worden als elektronisch geld (zie hieromtrent supra, onder art. 4, 35 o van de Wet) en vallen aldus volledig buiten

“ 22 o de in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, die ten minste één van de activiteiten uitoefenen bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2) tot en met 12), 14) en 15), van

Wat de gekozenen betreft, is ook hier duidelijk sprake van een oververtegenwoordiging van de meest verstedelijkte gebieden (de grote.. steden, de regionale steden

Ackermans & van Haaren is een gediversifieerde groep actief in 4 kernsectoren : bouw,bagger en concessies DEME, één van de grootste baggerbedrijven ter wereld - Algemene Aannemingen

Het eerstgenoemde gedrag heeft vooral effect op de keuze voor de winkel (men gaat niet naar een andere winkel) en het imago van de winkel. Dit gedrag betreft de lange termijn