,EOLUMN
VAN
OSTAIJENS
LAATSTE
TANGO
IN
PARIJS
Aangename
verstrooiing
en enigguiltypleasure
brengt me dezer dagen ry4.Der SommereinesJahrhun-dert s (zorz, Nederlandse
vertaling
zor3)van de Duitse schrijver en
kunsthistoricus
Florian Ilies.Anders dan
ik
had verwacht ishet boek
nietzozeeÍ
eenhistorisch
tableau van het laatste jaar vóór deGrote Oorlog als wel een
aaneenscha-keling van
impertinente inkijkjes
in
het dagelijks leven van groten
uit
deEuropese (vooral Duitstalige)
litera-tuur,
kunst, wetenschap enpolitiek.
Rilke, Kafka,
Musil,
Lasker-Schtiler,Döblin,
defamilie
Mann,Klimt,
Schiele, Loos, Schönberg, Kokoschka,
Picasso, Matisse en vele anderen
pas-seren de revue, op een manier die tegelijk verknochtheid verraadt als
inzicht in de deemoedigende ldeinheid
van het dagelijks leven, ook
van
dezecanonieke figuren. In al haar
potsier-lijkheid toont
Ilies zo Kokoschka'sverzengende liefde voor Alma Mahler.
Evenmin groots
ztjnde
angstenvanFreud voor
zijn
eersteontmoeting
met
zijn
afvallig gewordendiscipel
Jung, en erg grappig is het verhaal
van de
familie
Freud (metSigmund
inLederhosen)
buitenWenen
op zoek naar eetbare paddenstoelen,waarbij
Freudkennelijk
de gewoonte hadom de aandacht van zijn naasten
op prachtexemplaren ie vestigen door er zijn hoed over te
zettet.
De Nederlandse
literatuur
blijft,
zoals men kan verwachten,
buiten
beeld. Ilies weet van geenNeder-landstalige schrijvers die
in
r9r3meldenswaardigs
uitrichten.
Dathad anders gekund.
'Van
Ostaijens' 'Opdracht' doet vermoeden
dat
ook
in
het
vooroorlogse Antwerpen
sprake was van
de
tangokoorts die
in
Berlijn Felice Bauer en de gravin von
Schwerin-Löwitz
in ziin greep hield'
Zoals gezegdverschijnt ook KaÍka
op het toneel van 1913, in de
hoedanig-heid vooral van de
onwaarschijnlijk
ambivalente aanbidder van de Berlijnse Felice Bauer, diehij
op zo'ttself-defea-tingwijze
tenhuwelijk
vraagt dathet
antwoord enkel'nee' kan zijn. Ilies
tJ,?eert Felice als een ongedwongen
en moderne jonge
vïouw
en ook alseen aficionadavan de tango. Hoe weten we dat eigenlijk? KaÍka,
in
eenbrief
aan Felice van r7-r8januari
r9r3:'Und wie ist dieser Tangotanz, den Du tanztest? Heisst er
iiberhaupt
so?Ist es etwas Mexikanisches?
Warum
gibt
es von jenem Tanz kein Bild?'Verderop
komt
de tangoopnieuw
ter sprake. HaHnovember organiseert gravin von Schwerin-Löwitz, devrouw
van de Rijksdagsvoorzitter,
een'tango-thee' in het gebouw van het Pruisische
parlement
in
Berlijn. Depopulaire
dans heeft nu ook de hoogste kringen bereikt,
tot ontzetting
vanWilhelm
II,
die er een s),,Ínptoomin
ziet van het om zich heen grijpende vervalvan de Pruisische
cultuur
en zeden. Op zo november verbiedthij
officie-ren en leden van de hoogstefamilies
zich aan de weerzinwekkende uitheemse dans te
buiten
te gaan.Wat is er gaande? Europa is sinds
het begin van de
twintigste
eeuwin
de ban van een ware dansmanie.Anders dan
in
de r9e eeuw komen denieuwste rages
niet
meeruit
Europa. maar van over de oceaan: de ragtime-dansen, de tango. Deze laatstekomt
eerstin
Parijs terecht, waar een grote Argentijnse kolonie woont, enonder-gaat daar een Europese transformatie. Vanuit Parijs verspreidt de dans zich
over heel Europa: eerst
in
anderemetropolen, al gauw ook
in
kleineresteden. Felice Bauer danst begin i9r3
al de tango,
in
KaÍka's Praagwordt
de dans pas enkele maanden later populair. Maar aan de vooravond
van de oorlog
wordt in
zowat alle Europese steden van enig belang met overgave de tango gedanst.De tango is
niet
alleen razendpopulair,
maar ook deinzetvan
hef-tige debatten. De wieg van de dansstond
in
de volkswijken van BuenosAires, en
hij
zo,t de associatiemet
die oorsprongnooit kwijtraken.
In
conservatieve (bijvoorbeeld:keizer-lijke)
ogen washij vulgair, immoreel
en een bedreiging voor de gevestigde orde, te meer omdat
hij aÍkomstig
was
uit
de'onbeschaafde' NieuweWereld. Een jonge, moderne
gene-ratie beschouwde de tango
juist
vanwege de associaties met erotiek, exotisme en brutale
vitaliteit
alsopwindend en trendy.
Ook
in
de Nederlandseliteratuur
klinkt
tangomuziek. Het is bekenddat Van Ostaijens Bezette
Stad$9zt)
talrijke
verwijzingen bevat naar depopulaire
cultuur
van de jaren r9ro,maar echt onderzocht zijn die
verwij-zingen nog maar zelden.'Wij
hebben gekend alle liedjes',schrijft
Van Ostaijen in het beroemdeopenings-gedicht'Opdracht
aanMijnheer
Zoërtzo', enillustreert
die kennis met citatenuit populaire
drinldiede-ren
en'stroopoperetten,
maar ookuit
een'Tangorouge'op
muziek vansuccescomponist Charles Borel- Clerc
en in r9r3 opgenomen door de bekende
zangeÍ Adolphe Bérard. De fragmen-ten'Rue de la Glacière'(een straat
in
het Parijse r3e arrondissement) en
'O BUENOS AIRES'komen
uit
Julot-Tango', een lied
uit
tgt+, er'Sous le ciel delArgentine'uit'Le
derniertango. Chanson argentine',
in
r9r3voor Pathé opgenomen door de
legendarisch e zanger Georgel. 'ICH TANZ so gern TANGO', ten slotte,
is ontleend aan de succesvolle revue
Die Tango -Pinzes sin op muziek van
Jean Gilbert (een grote naam in
het
Berlijnse amusementsleven van die
dagen), die
in
r9r3 in premièreging
in
het Berlijnse Thalia-theater.Samen met andere
verwíjzingen
(onder meer naarfilms)plaatsen
deze citaten de'Opdracht'
onmisken-baar
in
1913-tgl+, datwil
zeggenín
de laatste maanden vóór de oorlog.
De dan zeventienjarige Van Ostaijen
slaagt in
juli
r9r3 andermaalniet
voor de derde Grieks-Latijnse en gaat van school af, om eenhalfjaar
later Antwerps stadsbediende te worden.Hij
is drukbezig met kunst,literatuur
en de Vlaamse Beweging, maar
gooit
zich ook enthousiast in het Antwerpse amusementsleven:hij
bezoekt demusic-halls en bioscopen
in
hetcen-trum
van Antwerpen (vooralin
debuurtvan
de De Keyserlei en de Meir),en
hij
kent de populaire liedjes vanzijntijd.
Defilms
die hijbekijkt, zijn
overwegend Frans, en ook de meeste liedjesuit
zijn repertoire komenuit
Frankrijk,
metuitzondering
dan vande (Oostenrijkse) operettes en een
enkel
Duits
succes.Antwerpen aan het begin van de zoe eeuw kan
natuurlijk
niettippen
aan Parijs en
Berlijn,
maar is alshavenstad in volle expansie wel erg
internationaal
georiënteerd.Met
Brussel is het de Belgische stadmet
het meest geavanceerde amusements-aanbod,in
eentijd
waarin ook devermaaksindustrie een ongeziene groei kent. Die
industrie
opereert transnationaal: het aanbod kanin
principe
overal vandaan komen,maar de cinema
wordt in
dezetijd
wel gedomineerd door
Frankrijk
en dus staan ookin
Antwerpenvooral
Franse
films
op het programma.In
de
populaire
muziek is het aanbod gevarieerder, maar ook hier is de Franse invloeddominant.
Het Fransis
in
het toenmalige Antwerpen detaal van de elites,
wordt
ook door dekleine
burgerij
nog vaak gehanteerden is
in
het algemeenbijzonder
nadrukkelijk
aanwezigin
het open-bare leven. Geenwonder dus datook de geïmporteerde
populaire
muziek vooral
uit
Parijskomt.
Van Ostaijen maakt dan ook vooral kennis met de tango door
Parijse ogen.
Gilberts'Thalia-tango'
is een nietszeggend revueliedje overde'Tangofieber' die'jedes Land'
in
zijn
greep houdt. 'Le dernier tango',echter, gaat over een Paraguyaan die verliefd
wordt
op een blondePari-sienne, die hem uitschudt en
vervol-gens
dumpt. Hij wreekt
zích doorhaar in Montmartre tijdens
een'laat-ste
tango'te
wurgen. Julotuit'Julot-tango'is
danweer een zwarejongen
(wellicht een'apache')
uit
de banlieues die tango danst en daardoor onweer-staanbaarwordt
voor alle vrouwenen opeens ook
tot
de beterekringen
wordt
toegelaten. Beide chansonszijn
typerend voor de Parijseasso-ciaties van de tango met ongeremde
seks en geweld en zodoende ook
met
het
gevaarlijke,'unheimliche'
anderein
de geregelde samenleving, of dat andere nu vanbuitenaf komt
(hetexotische,'onbeschaafd e'
Ztid-
Ame-rika) of vanbinnenin
(de Parijseclas-ses dangereuses).
Van Ostaijens 'Opdracht' doet ver-moeden dat ook
in
het vooroorlogse Antwerpen sprake was van de tango-koorts diein Berlijn
Felice Bauer ende
gravinvon
Schwerin-Löwitzin
zíjn greep hield
-
en daar zijn beslistaanwijzingenvoor.
Zowas er (leerteven rondsnuffelen) eind
februari
r9r4een'tango-thee'in
het chique Antwerpse Hotel Weber, en maaktehet gerenommeerde warenhuis Tietz korte
tijd
later reclame voor blad-muziek van, onder meer,'Le dernier tango'. Ook het Duitse
en Franse'tangodebat' bleek al gauw
naar België te zijr, overgeslagen. Van Ostaijen (en met hem
allicht
veleandere trendy Antwerpse jongeren) moet
dit
alles op de voet hebben gevolgd, zoals ze waarschijnlijk
in
het algemeen uitstekend op dehoogte waren van de nieuwste rages
in
de Europese metropolen,in
het bijzonderin
Parijs, en van devoor-stellingen en fantasieën die er daar
mee verbonden waren.
Op rz septemb eÍ 1927, enkele maanden vo
or
zijn w o ege dood,schrijft
een enigszins jaloerse Van Ostaijenvanuit
het sanatoriumin
Miavoye aan de toen nog
rijke
Mont-martre-toerist
Eddy duPerron:'Ik
b en nog nooit te P anj s geweest,
van-wege manco aan money.'Parijs was
echter,
in
de gedaante van eenmassa-culturele