• Aucun résultat trouvé

Sinds de aanvang van de gezondheidscrisis gingen terecht, steeds meer stemmen op om de bevoegdheidsverdeling inzake gezondheidsbeleid te herbekijken. Daarbij klinkt de roep om verdere opsplitsing het luidst. Volgens die strekking kan de versnippering best

62 DE GEZONDHEIDSCRISIS, EEN AANZET TOT EFFICIëNT FEDERALISME?

worden weggewerkt door het gezondheidsbeleid geheel over te dragen aan de gemeen-schappen. Met andere woorden zouden die aspecten die thans nog tot de federale over-heid behoren best ook worden gecommunautariseerd.

Sommige voorstanders van verdere opsplitsing van de gezondheidszorg pleiten dan weer eerder voor een (gedeeltelijke) regionalisering, een overheveling naar de gewesten dus. Als men al een consensus kan vinden over een verdere overheveling, dreigt de vraag naar welke deelgebieden dit moet gaan dus nog voor conflict te zorgen. Dit was immers reeds het geval tijdens de onderhandelingen over de zesde staatshervorming, waar één van de belangrijke conflictpunten onder de partijen was of men de kinderbijslagen en en-kele uitkeringen die binnen de gezondheidszorg vallen naar de gemeenschappen dan wel naar de gewesten moest overhevelen, onder meer vanwege de gevolgen voor Brussel.7 Die tegenstelling was één van de dossiers die een compromis over de zesde staatsher-vorming lang bemoeilijkte, een scenario dat zich bij een zevende staatsherstaatsher-vorming dus dreigt te herhalen.

Het valt op dat wanneer op het terrein blijkt waartoe de complexiteit van de Belgische bevoegdheidsverdeling leidt, meestal als oplossing het verder afbouwen van de fede-rale bevoegdheden wordt voorgesteld. Het omgekeerde scenario, namelijk materies van deelstatelijk niveau terug naar het federaal niveau overhevelen, wordt minder vaak bepleit.

Al lijkt het tij te keren, want de laatste jaren is het tegengeluid dat vroeger nauwelijks bestond wel opvallend sterker geworden. Uit recent onderzoek bleek dat de steun voor herfederalisering van bevoegdheden onder parlementsleden van verschillende partij-en de voorbije jarpartij-en gegroeid is8. Ook in het debat rond de bevoegdheidsverdeling van gezondheidszorg werd door sommigen een (gedeeltelijke) herfederalisering van het ge-zondheidsbeleid voorgesteld.

Dat is een hoopgevende ontwikkeling. Volwassen, voldragen en hedendaags federalisme veronderstelt immers dat het debat open en vrij ‘in twee richtingen’ kan worden gevoerd.

Toch valt te vrezen dat een volgende, zevende staatshervorming enkel zal leiden tot nog meer versnippering van bevoegdheden, volgens de oude, beproefde recepten. Ook valt te vrezen dat enkel gekeken wordt in de richting van verder regionaliseren en com-munautariseren. Zou men daarin tot het uiterste gaan en alle federale bevoegdheden rond gezondheidszorg voor zover mogelijk opsplitsen, zou men in de huidige setting een nationale gezondheidscrisis nog steeds te lijf moeten gaan met acht ministers van volks-gezondheid, aangezien dan enkel de federale minister in theorie zou wegvallen (in de praktijk zou er echter ongetwijfeld minstens een federale bevoegdheid overblijven voor coördinatie bij epidemieën).

FederAlisering De toewijzing van bevoegdheden aan een overheid zou nochtans de resultante moeten zijn van een afweging tussen de democratische legitimiteit op dat domein en de effici-entie van overheidsoptreden op dat niveau. In een geavanceerde federale staat, zoals de onze, zou bevoegdheidsallocatie moeten berusten op een beredeneerd en gestruc-tureerd debat over het optimale niveau om een bepaalde maatregel uit te vaardigen.

Per beleidsdomein dient te worden afgewogen welk het meest adequate of geschikte bestuursniveau is om maatregelen uit te vaardigen. Dat daarbij culturele en politieke overwegingen een belangrijk gewicht dienen te krijgen, zal niemand betwisten. Maar aspecten zoals schaalvoordelen en efficiëntiewinst zijn – al zeker in een geglobaliseerde context – minstens even belangrijk.

64 DE GEZONDHEIDSCRISIS, EEN AANZET TOT EFFICIëNT FEDERALISME?

Eindnoten

1 Sottiaux, S., Grondwettelijk recht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 237.

2 Sinds 1993 wordt door artikel 35 van de Grondwet uitdrukkelijk bepaald dat de federale overheid slechts bevoegd is voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grond-wet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen. De gemeenschappen en de gewesten zijn, ieder wat hen betreft, bevoegd voor de overige aangelegenheden onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door een bijzonderemeerderheidswet. Volgens deze bepaling berust de residuaire bevoegdheid in België dus in principe bij de deelgebieden. Echter is de inwerkingtreding van artikel 35 van de Grondwet aan bijzondere modaliteiten onderworpen, welke nog niet werden uitgevoerd.

Het principe volgens hetwelk de residuaire bevoegdheden toekomen aan de deelgebieden mag dan wel in de Grondwet vermeld staan, de effectieve uitvoering ervan laat op zich wachten en veron-derstelt een grondwetswijziging en de goedkeuring van een bijzonderemeerderheidswet.

(Van Damme, M., (2015). Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, die Keure, 270-271.)

3 Zie inzake de bevoegdheidsverdeling Vande Lanotte, J. et al. (2015). Belgisch Publiekrecht, II, Brugge, die Keure, 1069 e.v.

4 Martel, B. en Verrijdt, W., ‘Artikel 5, §1, I, BWHI’ in Dalle, B. et al (eds.) (2018). Duiding Federale Staatstructuur, Brussel, Larcier, 307.

5 Op het Overlegcomité van 19/02/2020 werd beslist dat Alain Maron (Ecolo), minister bevoegd voor gezondheid in de Franse Gemeenschapscommissie alsook in de Gemeenschappelijke Gemeen-schapscommissie, ook staatssecretaris Barbara Trachte (eveneens Ecolo) zou vertegenwoordigen, bevoegd voor preventieve gezondheidszorg in de Franse Gemeenschapscommissie. Overigens is Elke Van Den Brandt (Groen), bevoegd voor gezondheid in de Vlaamse Gemeenschapscommissie, alsook in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, officieel wel lid van de Interministerië-le Conferentie maar wordt ook zij op de vergaderingen de facto vertegenwoordigd door Maron. Dat de drie regeringsleden tot dezelfde politieke familie behoren, verklaart ongetwijfeld waarom deze

‘versimpeling’ van de Brusselse vertegenwoordiging mogelijk is.

6 Tijdens de coronacrisis werd nog een negende regeringslid aan de Interministeriële Conferentie toegevoegd: federaal minister Philippe De Backer (Open Vld) die toen bevoegd werd voor de taskforce voor medische hulpmiddelen.

7 Popelier, P. en Sinardet, D., ‘Stabiliteit en instabiliteit in de Belgische federale staatsstructuur’ in Popelier, P., Sinardet, D., Velaers, J., Cantillon B. (ed.). België, Quo Vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming?, Antwerpen-Cambridge: Intersentia, 1-29.

8 Sinardet, D., Reuchamps, M., J. Dodeigne, J. (2016). Een Belgiëbocht? Parlementsleden over de bevoegdheidsverdeling, in Samenleving en Politiek, 23(2), p. 74-86.

GELD

Eerwaarde data: De COVID-19-trigger