• Aucun résultat trouvé

Mevrouw Karine Lalieux, minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een beperking, Armoedebestrijding en Beliris, overloopt de krachtlijnen die de komende vier jaar de grondslag zullen vormen van haar beleid inzake maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en personen met een beperking, met bijzondere aandacht voor 2021. Die thema’s liggen haar nauw aan het hart, want de strijd voor het recht op maatschappelijke integratie is in heel haar politieke loopbaan altijd een drijfveer geweest.

Het is de eerste keer dat een (vrouwelijke) minister tegelijk bevoegd is voor Maatschappelijke integratie, Armoedebestrijding, Personen met een handicap en Pensioenen. De minister wil van deze gelegenheid gebruik maken om inhoud, zin en vooral samenhang te geven aan die thema’s, alsook aan het beleid en aan de hervormingen die zullen worden doorgevoerd.

A. Maatschappelijke integratie en Armoede-bestrijding

Maatschappelijke integratie

De minister kan steunen op een regeerakkoord met grote ambities inzake maatschappelijke integratie.

Dit akkoord heeft van solidariteit één van de belang-rijkste prioriteiten gemaakt.

Er zijn aanzienlijke investeringen, sterke en concrete maatregelen gepland om onze meest kwetsbare burgers, die helaas in aantal toenemen, te ondersteunen.

MESDAMES, MESSIEURS,

Votre commission a examiné les sections 24 – SPF Sécurité sociale (partim: Pensions et DG Personnes handicapées) et 44 – SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Économie sociale (partim: Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté) du projet de loi conte-nant le projet de budget général des dépenses pour l’année budgétaire 2021, y compris la justification et la note de politique générale (DOC 55 1578/001 et DOC 55 1580/012) au cours de ses réunions des 13, 20 et 24 novembre 2020.

La commission a décidé d’examiner conjointement l’exposé d’orientation politique (DOC 55 1610/012) et la note de politique générale précitée, et de n’y consacrer qu’une seule et même discussion.

I. — EXPOSÉ INTRODUCTIF

Mme Karine Lalieux, ministre des Pensions et de l’Intégration sociale, chargée des Personnes handi-capées, de la Lutte contre la pauvreté et de Beliris, parcourt les grands axes qui définiront sa politique en matière d’Intégration sociale, de lutte contre la pauvreté et des personnes handicapées ces 4 prochaines années, avec un focus sur 2021. Ces matières lui sont chères, le combat pour le droit à l’intégration sociale ayant toujours animé et traversé toute sa carrière politique.

C’est la première fois qu’un – une ministre en l’occur-rence – est en charge de l’intégration sociale, de la lutte contre la pauvreté, des personnes handicapées et des pensions. La ministre entend saisir cette oppor-tunité pour donner du corps, du sens et surtout de la cohérence à ces matières, aux politiques et réformes qui seront menées.

A. Intégration sociale et Lutte contre la pauvreté

Intégration sociale

La ministre peut s’appuyer sur un accord de gou-vernement ambitieux en matière d’Intégration sociale.

Cet accord a fait de la solidarité l’une des grandes priorités.

Il prévoit des investissements considérables, des mesures fortes et concrètes visant à soutenir les citoyens les plus précarisés malheureusement de plus en plus nombreux.

Als we niet snel, effectief en methodisch reageren, zal de bestaansonzekerheid van de bevolking drastisch toenemen door de uitzonderlijke toestand waarin we intussen al acht maanden leven.

Dit virus heeft ons in zijn greep en haalt ons leven overhoop; het heeft een ongeziene crisis veroorzaakt op gezondheids- en economisch vlak, maar ook (en vooral) op sociaal vlak. Het staat buiten kijf dat nu al enorme schade is aangericht en dat zulks ook in de toekomst zo zal zijn. Grote delen van onze economie en van ons leven moeten on hold worden gezet; onvermijdelijk dreigt daardoor voor heel wat mensen een heikele situatie en zelfs bestaansonzekerheid.

Deze regeerperiode gaat dan ook van start in volle sociale crisis die eerst en vooral moet worden bedwongen, aangezien hij de ongelijkheid vergroot. In 2019 waren de armoedecijfers al verre van rooskleurig; het was vooral verontrustend dat zij overal stegen, waardoor bijna 15 % van onze landgenoten in armoede verkeerde.

Eind 2020 zullen die cijfers nog slechter zijn. Almaar meer jongeren, vrouwen en ouderen worden getroffen. De uitzonderlijke epidemiologische situatie en de gevolgen ervan brengen nieuwe groepen in zware problemen, hoewel tot dusver werd aangenomen dat zij immuun waren voor financiële problemen (zelfstandigen, horeca, evenementensector enzovoort).

Ter zake is het verzamelen van cijfers en gegevens onontbeerlijk (cf. barometer). Zelfs zonder beschikbare cijfers over alle aspecten, met name betreffende die nieuwe wendingen van de jongste maanden, moet echter vooruitgang worden geboekt. De vaststellingen van alle betrokken spelers in het veld spreken voldoende voor zich.

Urgentie mag niet overheersen. We moeten oog heb-ben voor de lange termijn en werken aan duurzame, structurele oplossingen voor maatschappelijke integratie en armoedebestrijding.

Vandaar de uitvoering van de eerste maatregel: het optrekken van de laagste uitkeringen tot aan de ar-moedegrens. Dit element is één van de belangrijkste doelstellingen van deze regering, die zichzelf daartoe de nodige middelen heeft gegeven. Afgezien van de goede bedoelingen zijn de budgetten die voor deze inspanning nodig zijn geïdentificeerd en heeft de regering toestem-ming gegeven om deze vrij te geven.

In de tijdsspanne 2021-2024 zullen de bedragen van het leefloon en van het equivalent leefloon, de inkomens-garantie voor ouderen en de inkomensvervangende uitkering met 22,25 % stijgen. Dat zal gebeuren via een Et si nous ne réagissons pas de manière rapide,

effi-cace et méthodique, la précarisation de la population va s’accroître dans des proportions dramatiques en raison de la situation exceptionnelle que nous vivons depuis huit mois déjà.

Ce virus qui nous touche et bouleverse nos vies, provoque une crise sans précédent. Une crise sanitaire, économique mais aussi et surtout une crise sociale. Ses dégâts sont et seront terribles; nous ne pouvons-nous voiler la face. Des pans entiers de notre économie, de notre vie doivent être mis à l’arrêt et plongent imman-quablement autant de personnes dans les difficultés voire la précarité.

Cette législature démarre donc en plein état d’urgence sociale et nous impose, avant toute autre chose, de gérer cette crise, crise qui agit comme, un accélérateur des inégalités. En 2019, les chiffres en matière de pauvreté étaient déjà loin d’être réjouissants et surtout, éléments inquiétants -, ils étaient en augmentation générale avec près de 15 % des belges en situation de pauvreté. Les chiffres au terme de l’année 2020 seront pires. De plus en plus de jeunes, de femmes, de personnes âgées sont touchés et la situation épidémiologique excep-tionnelle et son corolaire de conséquences entrainent de nouveaux publics, que nous imaginions jusque-là à l’abri des problèmes financiers (indépendants, horeca, event…) vers des difficultés très importantes.

À cet égard, la collecte des chiffres et des données est indispensable (voir fiche baromètre). Mais même sans disposer de chiffres sur tout et notamment sur ces nouveaux phénomènes apparus ces derniers mois, il faut avancer. Les constats faits sur le terrain par l’ensemble des acteurs concernés sont suffisamment parlants.

Mais l’urgence ne commande pas tout. Nous devons être attentifs au long terme et œuvrer à des solutions durables et structurelles en vue réaliser l’intégration sociale et de lutter contre la pauvreté.

C’est pour cette raison que la première mesure a été mise en œuvre: relever les allocations les plus basses vers le seuil de pauvreté est l’un des objectifs majeurs de ce gouvernement qui s’est donné les moyens d’agir.

Au-delà des bonnes intentions, les budgets nécessaires à cet effet ont été identifiés et le gouvernement a consenti à les dégager.

Au cours de la période 2021-2024, le montant du RIS et équivalent, de la GRAPA et de l’Allocation de Remplacement de Revenu sera donc augmenté de 22,25 %! Cela se fera annuellement via un effort

forse jaarlijkse budgettaire inspanning waar de stijgingen door de welvaartsenveloppe en de indexering bovenop zullen komen.

Die regeling zal op 1 januari 2021 van start gaan.

Concreet betekent dit dat een vrouwelijk gezinshoofd met kinderen ten laste via het leefloon tegen 2024 over bijna 300 euro per maand extra zal beschikken.

Uiteraard moet worden toegezien op de samenhang tussen de verschillende bijstandsstelsels.

Die opwaardering van het leefloon komt uiteraard niet uit de lucht gevallen. Drie dagen geleden hebben alle belanghebbende partijen die deze door de crisis bijzonder hard getroffen en kwetsbare doelgroepen vertegenwoordigen, in het raam van de Task Force 2.0

“kwetsbare groepen” nadrukkelijk gewezen op de nood-situatie waarin die mensen zich bevinden als gevolg van de daling van hun inkomen dan wel de stijging van hun uitgaven.

De lockdown, de verlenging van de schoolvakanties, het volgen van onderwijs online enzovoort: het weegt allemaal op het budget van de gezinnen, waarvan er almaar meer de eindjes niet langer aan elkaar kunnen knopen.

Voor wie het vóór de crisis al moeilijk had om het einde van de maand te halen, wordt dit nu als gevolg van de crisis en de lockdown ronduit onmogelijk. Kinderen die in de schoolrefter aten op kosten van de inrichtende macht of van het OCMW, kunnen dat nu niet langer, waardoor de gezinnen ook op dat voordeel niet meer kunnen rekenen. Kleren die ze vroeger in tweedehands-winkels of goedkope tweedehands-winkels kochten, moeten ze nu online bestellen en daarbovenop de leveringskosten betalen. De winter komt eraan, waardoor de woning de hele dag zal moeten worden verwarmd aangezien men noodgedwongen de klok rond thuis is; het verbruik voor elektriciteit en digitale toepassingen schiet de hoogte in, wat onvermijdelijk kosten met zich brengt.

Naast de structurele verhoging van de uitkeringen heeft de Ministerraad dan ook ingestemd met het initiatief van de minister om de toeslag van 50 euro per maand voor al die uitkeringsgerechtigden te verlengen tot 31 maart 2021.

Er zullen nog maatregelen volgen, onder meer op voorstel van de Task Force 2.0, die nieuw leven werd ingeblazen in reactie op de sociale noodsituatie als ge-volg van COVID-19. De werkzaamheden zullen steeds worden ondersteund door de werkgroep “sociale impact”.

Gelukkig kan ook worden gerekend op de inzet van alle administratieve diensten die betrokken zijn bij de budgétaire conséquent auquel s’ajouteront les

augmen-tations liées à l’enveloppe bien-être et à l’indexation.

Nous commencerons donc dès le 1er janvier prochain.

Cela signifie concrètement qu’une cheffe de famille avec des enfants à charge disposera de près de 300 euros par mois en plus via son RIS et ce d’ici 2024.

Nous avons évidemment veillé à la cohérence entre les différents régimes d’assistance.

Et cette revalorisation du RIS n’est évidemment pas anecdotique. Il y a trois jours, dans le cadre de la réunion de la Task force 2.0 “groupes vulnérables”, l’ensemble des parties prenantes représentant ces publics particu-lièrement impactés et fragilisés par la crise ont insisté sur la détresse des personnes face à la diminution de leurs revenus ou à l’augmentation de leurs dépenses.

Le confinement, la prolongation des vacances scolaires, le développement de l’enseignement en ligne, etc. tout cela sont autant d’éléments qui pèsent sur le portefeuille des ménages qui sont de plus en plus nombreux à ne pas savoir comment joindre les deux bouts.

Quand avant la crise quelqu’un avait déjà des difficultés pour finir le mois, avec la crise et le confinement cette même personne ne peut clairement plus le terminer. Les enfants qui mangeaient à la cantine et dont le coût était pris en charge soit par le PO soit par le CPAS: les familles ne peuvent plus compter là-dessus. Les vêtements ache-tés en seconde mains, dans des magasins bon marché, à présent, il faut les commander sur internet ajouter aux prix initial les frais de livraison. L’hiver approche, ce qui implique de chauffer son domicile toute la journée vu que l’on s’y trouve 24h/24h par la force des choses; les consommations électriques et numériques explosent et cela a immanquablement un coût.

Pour ces raisons, au côté de la revalorisation struc-turelle des allocations, le Conseil des ministres s’est accordé à l’initiative de la ministre sur le prolongement de la majoration de 50 euros par mois pour l’ensemble de ces allocataires, et ce jusqu’au 31 mars 2021.

D’autres mesures viendront – elles émaneront notam-ment de cette Task force 2.0 réactivée pour répondre à l’urgence sociale COVID. Nos travaux seront toujours appuyés par le groupe impact social et nous avons la chance de pouvoir compter sur la mobilisation de l’ensemble des administrations concernées par les pro-positions que formulera cette Task force. Les champs

voorstellen die de Task Force zal formuleren. De actie-domeinen zullen worden onderzocht op basis van de gevolgen van een welbepaalde maatregel. Vervolgens zullen de voorgestelde maatregelen opnieuw door de Task Force worden besproken, waarna de meest ge-schikte maatregelen aan de Ministerraad zullen worden voorgelegd.

Bovenop het leefloon komt de zogenaamde aan-vullende steun. De regering heeft daartoe de nodige middelen vrijgemaakt: de 115 miljoen euro waarin nog tot het einde van het jaar wordt voorzien – de minister dankt het Parlement overigens voor dat initiatief – wordt vanaf 1 januari 2021 aangevuld met 50 miljoen euro.

De volgende weken zal in overleg met de OCMW-federaties worden bepaald hoe dat budget zal worden verdeeld en voor welke doeleinden het zal worden benut.

Het is echter duidelijk dat men de noodlijdende burger vanuit een ruimere invalshoek wil benaderen; men wil niet alleen kijken naar het minimumloon, maar ook in-schatten welke noden de betrokkene heeft en hoe die kunnen worden gelenigd.

In dezelfde context is het energiefonds een belangrijk wapen om armoede tegen te gaan. Mensen in armoede wonen doorgaans in slecht geïsoleerde woningen met een slecht werkende verwarmingsinstallatie. In 2018 bleek uit de energiearmoede-barometer dat één op vijf gezinnen zich in een dergelijke situatie bevindt. De gezondheids-crisis heeft die vorm van armoede vergroot bij gezinnen die door de lockdown thuis moeten blijven.

Daarom werkt de minister nauw samen met haar collega bevoegd voor Energie, teneinde de indexering van het energiefonds te verlengen en ervoor te zorgen dat meer mensen in aanmerking komen voor het sociaal energietarief. De Ministerraad heeft daartoe ingestemd met een enveloppe van 88 miljoen euro.

De energietransitie mag geen privilege zijn van be-paalde delen van de bevolking. De OCMW’s en andere actoren hebben een belangrijke rol te vervullen; de minister is van plan hen daarbij te ondersteunen.

Er moet worden voorzien in een coördinatie en een versterking van de diverse sociale energiefondsen, bijvoorbeeld door de voorzieningen progressief op elkaar af te stemmen om dezelfde sociale rechten te waarborgen voor de consumenten, ongeacht het soort gebruikte energie. De automatisering van het sociaal tarief voor gas en elektriciteit is een succes voor talrijke rechthebbenden.

d’action seront analysés notamment sous le prisme de l’impact qu’aura telle ou telle mesure. Elles seront alors rediscutées par la Task force, et les mesures les plus adéquates seront soumises au conseil des ministres.

À ce revenu de subsistance de base (RIS) (1), s’ajoutent les aides dites complémentaires. À cet égard le gouver-nement a dégagé les moyens nécessaires: aux 115 mil-lions prolongés jusqu’à la fin de l’année – et la ministre remercie le Parlement d’avoir pris une initiative à cet égard le Parlement) viennent s’ajouter 50 millions et ce dès le 1er janvier prochain.

Les modalités de répartition de ce budget et la défini-tion des possibilités d’utilisadéfini-tion seront définis dans les prochaines semaines en concertation avec les fédéra-tions des CPAS. Mais il est clair que la volonté est de considérer la personne dans son intégralité et au-delà du revenu minimum, estimer ses besoins et voir com-ment y répondre.

Dans le même cadre, le fond énergie constitue un enjeu majeur en matière de lutte contre la pauvreté. Les personnes en situation de pauvreté vivent majoritairement dans des logements mal isolés, avec des dispositifs de chauffage peu performants. En 2018, les chiffres du baromètre de la précarité énergétique montraient qu’un ménage sur 5 était concerné. La crise sanitaire a amplifié ce type de précarité des ménages confinés à domicile.

Pour cette raison, la ministre travaille en étroite colla-boration avec sa collègue en charge de l’Énergie, afin d’une part de prolonger l’indexation du fonds énergie mais également d’élargir le public pouvant bénéficier du tarif social énergie. Le Conseil des ministres s’est accordé sur une enveloppe de 88 millions d’euros à cet effet.

La transition énergétique ne peut être réservée à certaines franches de la population. Les CPAS, comme d’autres acteurs, ont pleinement un rôle à jouer et la ministre entend bien les soutenir dans cette mission.

Il faut veiller à coordonner et à renforcer les différents fonds sociaux en matière d’énergie, par exemple en har-monisant progressivement les dispositifs afin de garantir les mêmes droits sociaux pour les consommateurs, quel que soit le type d’énergie utilisée. L’automatisation du tarif social du gaz et de l’électricité est une réussite pour de nombreux ayant-droits.

Een grote uitdaging is het bepalen van de rechten en voordelen waarop iemand aanspraak kan maken. De minister zal dan ook werk maken van instrumenten en systemen waarmee het niet-opnemen van rechten kan worden tegengegaan. Die zullen tegelijk de automati-sche toekenning moeten bevorderen en onder meer de OCMW’s ontlasten.

Inzake de afgeleide sociale rechten zal steun worden verleend aan het project “Geharmoniseerde Sociale Statuten” (GSS) van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Dit project geeft de organisaties die sociale tarieven, vrijstellingen of andere rechten aanbieden, toegang tot de gegevens betreffende het sociaal statuut van personen.

Evenzo zou de integratie van de OCMW’s in het net-werk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid het werk moeten vergemakkelijken. Daartoe zal de samenwerking met de andere sectoren in 2021 worden uitgebreid, wat zou moeten leiden tot concrete projecten voor de uitwisseling van gegevens inzake arbeidson-geschiktheid, belastingen, het rijksregister, detentie enzovoort. De administratie zal erop toezien dat bij de kruising van die gegevens de privacy in acht wordt genomen. Het hele proces zal onder toezicht staan van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Parallel met dit proces en in het kader van het e-State-project van de overheid zal de administratie starten met de analyse van het project “OCMW online”. De krijtlijnen van dit project moeten nog worden bepaald op basis van de reeds bestaande digitale diensten en de eisen van het veld. Het is echter in elk geval de bedoeling werk te maken van administratieve vereenvoudiging, zowel voor de OCMW’s als voor de burgers. Beoogd wordt bepaalde procedures en diensten van het OCMW digitaal toegankelijk te maken.

Vooral in deze crisisperiode is het een stevige uit-daging om ervoor te zorgen dat de betrokkenen de steunmaatregelen en de rechten waarop ze aanspraak kunnen maken, ook daadwerkelijk toegekend krijgen. Er werden middelen ter beschikking gesteld, maar heel wat mensen die via de OCMW’s op die steunmaatregelen aanspraak zouden kunnen maken, doen dat niet. Ze moeten dus worden opgespoord; proactieve actie is vereist. Dat is een uitdaging, maar het is ook de prioriteit en de boodschap van de minister.

Dit betekent uiteraard dat de werklast van de vaak al overbelaste OCMW-medewerkers zal toenemen.

Daarom zal de minister erop toezien dat geen werklast

Daarom zal de minister erop toezien dat geen werklast

Documents relatifs