• Aucun résultat trouvé

1.1 RUIMTELIJKE SPREIDING VAN VOORZIENINGEN

1.1.2 Context en tendensen

Maatschappelijke en economische tendensen beïnvloeden het (toekomstig) aanbod aan voorzieningen. De toenemende schaalvergroting – en dus concentratie – van allerhande publieke en private voorzieningen evenals de toename van het belang van het internet als verkoopkanaal speelt hierin een rol (Storme e.a. 2015). Uit recent door de Europese Unie uitgevoerd onderzoek met betrekking tot de toegankelijkheid van ‘diensten van algemeen belang’ is gebleken dat het in verschillende Europese regio’s steeds uitdagender wordt een minimumniveau van dienstverlening10 te vrijwaren. Globalisering en de daarbij horende centralisatie, in combinatie met demografische veranderingen, werken beide in op het traditionele dienstverleningssysteem. Enerzijds leidt centralisatie tot het sluiten van faciliteiten terwijl demografische veranderingen er anderzijds voor zorgen dat de noodzakelijke kritische massa (economische vraag) voor deze diensten uit verschillende gebieden verdwijnt (ESPON 2017). Ook in Vlaanderen zijn gelijkaardige tendensen voelbaar. Zo is bijvoorbeeld het aantal ziekenhuizen in België de afgelopen decennia gedaald en werkt de

10 In het kader van het ESPON (2017)-onderzoek werden de volgende ‘diensten van algemeen belang’ geselecteerd:

banken, cinema’s, dokters, ziekenhuizen, apotheken, kleinhandel, lagere en middelbare scholen, treinstations en jobs. In Europa is het meestal zo dat al deze diensten zich in centrale steden of regionale centra bevinden en dat bewoners van omliggende gebieden hier mede gebruik van maken. Gebieden die geen toegang hebben tot zulke centra, worden in het kader van dit onderzoek beschouwd als benadeelde ‘interne periferieën’. Zij hebben immers niet voldoende toegang tot al deze diensten.

Samenvattend voorbeeld: ziekenhuis

Nederzetting: Waar bevinden (gespecialiseerde) ziekenhuizen zich ten opzichte van elkaar? Hoe ver reikt de aantrekkingskracht/het verzorgingsgebied van een ziekenhuis? (Hoe) overlappen de

verzorgingsgebieden van de verschillende ziekenhuizen met elkaar? In welke gemeente is een (gespecialiseerd) ziekenhuis aanwezig en waar niet?

Aanbieder: Waar vestig ik mijn ziekenhuis zodat de grootst mogelijke pool aan patiënten bereikt kan worden?

Gebruiker: Welke ziekenhuizen kan ik vanuit mijn woonplaats bereiken? Welke keuze maak ik: naar welk ziekenhuis ga ik; hoe verplaats ik mij er naartoe?

schaalvergroting in de detailhandel de afname van zelfstandige winkeliers in de hand (Storme e.a.

2015). Hiernaast zorgt de vergrijzing op het Vlaamse platteland voor heel wat ruimtelijke uitdagingen, waaronder het contrast tussen een tekort aan voorzieningen en de toenemende immobiliteit van een verouderende bevolking (De Decker e.a. 2018).

Recent onderzoek verkende verschillende ruimtelijke veranderingsprocessen in Vlaanderen. In samenwerking met stakeholders werd nagegaan waar deze trends zich voordoen (kern, rand, buitengebied) en op welke manier het beleid hierop kan inspelen in het kader van de Strategische Visie voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Naast de thema’s wonen en bedrijvigheid en industrie, werd het thema voorzieningen behandeld. Vier trends zijn hier zichtbaar: herlokalisatie van voorzieningen door schaalvergroting, toename aantal (vaak slecht gelegen) woonzorgcentra en service flats, gedeeld gebruik van ruimte in tijd, en tijdelijk gebruik van ruimte in afwachting van nieuwe ontwikkelingen.

De eerste trend – schaalvergroting – komt onder andere voor bij ziekenhuizen, onderwijs en detailhandel. Vaak hebben kernen geen voldoende grote terreinen ter beschikking, wat een herlokalisatie naar de stadsrand en het buitengebied in de hand werkt (Matthyssen e.a. 2019). Storme en collega's (2015) stellen dat bijvoorbeeld ziekenhuizen steeds meer naar specialisatie streven, waardoor hun verzorgingsgebied groter moet zijn, onder andere om hoge kosten te rechtvaardigen.

In de praktijk komt dit neer op fusies en schaalvergroting. De samenwerking tussen ziekenhuizen van verschillende niveaus en medische specialisatie was ook het uitgangspunt van de federale regering bij de beslissing om de ziekenhuizen in netwerken te herorganiseren11. Het onderwijs concentreert zich steeds meer in de steden, terwijl het in de rest van Vlaanderen stabiliseert of afneemt. Ook in de detailhandel speelt schaalvergroting. Enerzijds neemt de omvang van bedrijven toe, anderzijds ook de gemiddelde winkelgrootte. Het aantal filiaalvestigingen neemt toe en het aantal zelfstandige winkeliers neemt af (Storme e.a. 2015). De lokale kleinhandel wordt steeds vaker bedreigd door grootschalige randstedelijke winkelcomplexen. Handelsactiviteiten verdwijnen uit stedelijke winkelkernen, leegstand neemt er toe. Dit heeft als gevolg dat zowel de beschikbaarheid als de bereikbaarheid van verschillende voorzieningen afneemt, waardoor de auto steeds noodzakelijker wordt. Deze trends grijpen ook op een negatieve manier in op de binnenstedelijke winkeldynamiek.

Bovendien zorgt een doorgedreven digitalisering van voorzieningen zoals bank en post voor de sluiting van kleinere kantoren. Hiernaast groeit de e-commerce, wat ook verschillende ruimtelijke uitdagingen met zich meebrengt (Boussauw 2014; Pisman e.a. 2019).

De tweede trend – een algemene toename in woonzorgcentra en service flats – vindt zijn oorsprong in de vergrijzing van onze samenleving. De vastgoedmarkt toont zodanig veel interesse in deze sector dat de groei van ouderenvoorzieningen vandaag sneller stijgt dan dat het aandeel ouderen stijgt.

Tegelijkertijd zien we een groot aandeel ouderen dat in de eigen woning wilt blijven wonen (Matthyssen e.a. 2019; Pisman e.a. 2019). Onderzoek laat uitschijnen dat de meeste ouderen de voorkeur geven aan ‘ageing in place’ (AiP) boven verhuizen naar een nieuwe, beter aangepaste, woning. Ouderen, en dan vooral eigenaars van een woning in landelijk gebied, vertonen een ‘staying-put’ gedrag. Belangrijk om hier te benadrukken is dat het niet altijd gaat om ‘willen’, maar ook om

11 Afhankelijk van de ingreep of behandeling die men nodig heeft, wordt een patiënt naar het ene of andere ziekenhuis binnen hetzelfde netwerk gestuurd. Ziekenhuizen kunnen technieken en toestellen bundelen en zo de kwaliteit van de behandelingen verbeteren. De Decker en collega’s (2018) stellen dat het huidige voorstel geen rekening houdt met het reële ruimtelijke gedrag van mensen en dat de implementatie ervan ertoe zal leiden dat patiënten, bezoekers en personeel overbodige kilometers zullen moeten rijden. Voor een ruimtelijk logische afbakening verwijzen De Decker en collega’s naar in het verleden uitgevoerd onderzoek dat voor verschillende thema’s (pendelgewesten, woningmarkten, functionele gehelen, etc.) tot gelijkaardige afbakeningen kwam.

‘kunnen’. Sommige ouderen zouden wel willen verhuizen, maar wegens gebrek aan alternatief of middelen, zitten ze ‘klem’ in hun woonst (De Decker e.a. 2018; Volckaert en Decker 2019). Senioren die wel verhuizen, blijken hierover tevreden te zijn. De nieuwe woning en woonomgeving laat hen toe zelfstandig te leven, in een omgeving waar ze zich veilig voelen en waar zorg en een sociaal netwerk niet veraf is (De Maeyer e.a. 2020). Zowel vandaag als in het verleden werd AiP12 door de Vlaamse regering ondersteund (zie Vandeurzen in Volckaert en Decker 2019). De beleidsnota van de huidige Vlaamse regering stelt: “Mensen willen zo lang mogelijk thuis wonen. We zetten daarom verder in op het zo lang mogelijk thuis of in de buurt kunnen blijven wonen (…)” (Beke 2019). Dit zal een invloed hebben op de vraag naar voorzieningen op korte wandelafstand van huis, alsook zorgverlening aan huis (Matthyssen e.a. 2019; Pisman e.a. 2019). Recent ouderenbehoefteonderzoek in Gent (Verté, De Witte & Verté 2018 in Volckaert en Decker 2019) toonde aan dat bijna 40% van ouderen van mening waren dat voorzieningen zich te ver van hun woonst bevonden.

De derde trend uit het onderzoek van Matthyssen en collega’s (2019) bespreekt het gedeeld gebruik van ruimte waarbij verschillende actoren op verschillende tijdstippen hetzelfde gebouw of terrein gebruiken. Voorbeelden hiervan zijn scholen die ’s avonds hun ruimte ter beschikking stellen voor andere (buurt)activiteiten. Deze trend komt voornamelijk voor in stadskernen.

Een laatste trend die besproken wordt in dit verkennend onderzoek is het tijdelijk gebruik van ruimte in afwachting van nieuwe ontwikkelingen. Volgens de bij dit onderzoek betrokken stakeholders kan tijdelijk gebruik naast het opvullen van leegstand ook voor sociale cohesie zorgen. Zo bieden leegstaande gebouwen vaak ruimte voor ondergewaardeerde maatschappelijke behoeften, zoals gemeenschapsvorming of buurtheropleving, alsook voor activiteiten die anders moeilijk een plek vinden. Dit ziet men voornamelijk in stadskernen en -randen.

Naast tendensen in het aanbod van voorzieningen, zijn ook andere maatschappelijke (wereldwijde) tendensen gaande die een impact zullen uitoefenen op wanneer, waarom en de manier waarop we ons verplaatsen. Hoewel deze buiten de context van dit onderzoek vallen willen we ze toch kort even benoemen. In het toekomstscenario voor personenvervoer in het kader van de Mobiliteitsvisie 2040 spreekt de Vlaamse Overheid over twee belangrijke trends (Mobiliteit en Openbare Werken z.d.):

enerzijds een verandering in de mobiliteitsvraag en anderzijds technologische ontwikkelingen. Maar ook andere globale trends zullen ons verplaatsingsgedrag (maar ook woonplaatskeuze) beïnvloeden.

De COVID-19 pandemie, bijvoorbeeld, had reeds een grote impact op onze verplaatsingspatronen. Zo gingen verstrenging of versoepeling van de maatregelen gepaard met verschillende tendensen in het verplaatsingsgedrag (bv. sterke afname gebruik OV, toename actieve modi, opkomst van nieuwe mobiliteit, toename autoverkeer na versoepeling, etc.). Andere globale trends die op de lange termijn een impact zullen uitoefenen zijn bijvoorbeeld de toenemende leeftijd van de bevolking, de opkomst van deelmobiliteit13, de ontwikkeling van autonome voertuigen, klimaatverandering, Internet of Things of e-commerce. Verder wijzigt onze tijdsbesteding. Vroeger werden de verste verplaatsingen gemaakt voor het werk, vandaag besteden we steeds meer tijd aan cultuur en ontspanning. Het

12 In de literatuur wordt Age of Ageing in Place zowel beschreven en onderzocht als het blijven wonen in de eigen woning, maar ook de woonomgeving (buurt). Wat het in de praktijk betekent, lijkt ook te verschillen naargelang wie bevraagd wordt, oudere of professionals (zie bv. van Hees e.a. 2017).

13 Autodelen is aan een bescheiden opmars bezig (zie Dubois e.a. 2020), hoewel het aantal Vlamingen dat een auto deelt – en hier voor open staat – voorlopig nog vrij beperkt blijft. Attitudes met betrekking tot autodelen evolueren.

Jongvolwassenen zouden hier bijvoorbeeld meer open voor staan dan oudere generaties (zie Bracke 2018). Uit onderzoek uitgevoerd op Europees schaalniveau is gebleken dat autodelen door een steeds bredere groep mensenwordt aanvaard en ingezet (zie Jakobsson Bergstad e.a. 2018 voor een uitgebreid overzicht van de invloed van socio-economische factoren op de verspreiding van autodelen).

aanbod breidt zich uit, maar is ruimtelijk versnipperd. Bijgevolg moeten we langere afstanden afleggen om sport- en cultuurgelegenheden te bereiken (Pisman e.a. 2019).