• Aucun résultat trouvé

Article

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Partager "Article"

Copied!
2
0
0

Texte intégral

(1)

JU R I S P R U D E N C E

2 2 0 R . D . C . 2 0 1 6 / 3 – M A R S 2 0 1 6 L A R C I E R

H O F V A N C A S S A T I E 29 O K T O B E R 2015

VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST

Gevolgen overeenkomsten t.a.v. derden – Pauliaanse vordering – Gerechtelijk recht – Begrippen – Onsplits- baarheid

Krachtens artikel 31 Gerechtelijk Wetboek is het geschil enkel onsplitsbaar in de zin van dit artikel, wanneer de geza- menlijke tenuitvoerlegging van de onderscheiden beslissin- gen waartoe het aanleiding geeft, materieel onmogelijk zou zijn.

De pauliaanse vordering (art. 1167 BW) strekt tot vergoe- ding van de schade die de bedrieglijke verarming van de schuldenaar aan de schuldeiser berokkent. Betreft de bedrieglijke handeling de overdracht van een vermogensbe- standdeel aan een derde, dan bestaat de vergoeding in beginsel hierin dat die overdracht aan de agerende schuld- eiser niet tegenwerpelijk is.

De vordering ingesteld door de schuldeiser op grond van artikel 1167 Burgerlijk Wetboek tegen de derde-verkrijger, strekkende tot de niet-tegenwerpelijkheid aan de schuldeiser van de overdracht van een onroerend goed, verricht door de schuldenaar aan de derde, betreft geen onsplitsbaar geschil.

Het is bijgevolg niet noodzakelijk om de schuldenaar of diens rechtsopvolgers in het geding te betrekken, opdat de pauliaanse vordering ontvankelijk zou zijn.

OBLIGATIONS CONVENTIONNELLES

Effets des conventions à l’égard des tiers – Action pau- lienne – Droit judiciaire – Indivisibilité

L’article 31 du Code judiciaire dispose que le litige n’est indivisible au sens de l’article 1053 du Code judiciaire, que lorsque l’exécution conjointe des décisions distinctes aux- quelles il donnerait lieu, serait matériellement impossible.

L’action paulienne (art. 1167 C. civ.) tend à l’indemnisation du dommage causé au créancier par l’appauvrissement frauduleux du débiteur. Si l’acte frauduleux concerne la ces- sion, par le débiteur, d’un élément patrimonial à un tiers, l’indemnisation consiste, en principe, dans l’inopposabilité de la cession au créancier agissant.

L’action intentée par le créancier en vertu de l’article 1167 du Code civil contre le tiers-bénéficiaire, visant à obtenir l’inopposabilité de la cession au créancier d’un bien immeu- ble, effectuée par le débiteur à un tiers, n’est pas un litige indivisible. Il n’est par conséquent pas nécessaire d’attraire le débiteur ou ses ayants droit à la cause, pour que l’action paulienne soit recevable.

Belgische Staat, De ontvanger der directe belastingen te Mechelen vennootschappen 4, De ontvanger der BTW Mechelen, Mr. M. Lambrechts q.q. curator en Mr. E. De Ridder q.q. curator / V.S., B.S. en A.S.

Zet. E. Dirix (afdelingsvoorzitter als voorzitter), K. Mestdagh, G. Jocqué, B. Wylleman en K. Moens (raadheren) OM: A.Van Ingelgem (advocaat-generaal)

Pl.: Mr. W. van Eeckhoutte Zaak: C.15.0060.N

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 2 juni 2014.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft op 14 juli 2015 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Afdelingsvoorzitter E. Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof Beoordeling

1. Krachtens artikel 31 Gerechtelijk Wetboek is het geschil enkel onsplitsbaar in de zin van dit artikel, wanneer de geza- menlijke tenuitvoerlegging van de onderscheiden beslissin- gen waartoe het aanleiding geeft, materieel onmogelijk zou zijn.

2. Op grond van artikel 1167 Burgerlijk Wetboek kan een schuldeiser in eigen naam opkomen tegen handelingen die zijn schuldenaar heeft verricht met bedrieglijke benadeling van zijn rechten.

Deze pauliaanse vordering strekt tot vergoeding van de schade die de bedrieglijke verarming van de schuldenaar aan de schuldeiser berokkent.

(2)

RE C H T S P R A A K

L A R C I E R T . B . H . 2 0 1 6 / 3 – M A A R T 2 0 1 6 2 2 1

Betreft de bedrieglijke handeling de overdracht van een ver- mogensbestanddeel door de schuldenaar aan een derde, dan bestaat de vergoeding in beginsel hierin dat die overdracht aan de agerende schuldeiser niet tegenwerpelijk is, zodat hij tot tenuitvoerlegging op het overgedragen vermogensbe- standdeel kan overgaan.

3. De vordering ingesteld door de schuldeiser op grond van artikel 1167 Burgerlijk Wetboek tegen de derde-verkrijger, strekkende tot de niet-tegenwerpelijkheid aan de schuldeiser van de overdracht van een onroerend goed, verricht door de schuldenaar aan de derde, betreft geen onsplitsbaar geschil.

Het is bijgevolg niet noodzakelijk om de schuldenaar of diens rechtsopvolgers in het geding te betrekken, opdat de pauliaanse vordering ontvankelijk zou zijn.

4. De appelrechters stellen vast dat de pauliaanse vordering werd ingesteld door de eisers tegen de verweerders als derde-verkrijgers van het onroerend goed dat hen door de schuldenaar werd geschonken en oordelen dat aangezien de schuldenaar niet in het geding werd betrokken, zulks “gelet

op het onsplitsbaar karakter van het geding, de niet-ontvan- kelijkheid tot gevolg [heeft] van de door de eisers ingestelde pauliaanse vordering”.

5. Door op die gronden te oordelen dat de pauliaanse vorde- ring niet ontvankelijk is, verantwoorden zij hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Dictum Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.

(…)

Noot

De actio pauliana: zelfstandige aanspraak, splitsbare rechtszaak Gillis Lindemans

1

I

NLEIDING 1. EENJUISTBESLUITNAEENVERKEERDEGEDACHTEGANG. In het geannoteerde arrest verheldert het Hof van Cassatie de processuele rol van de schuldenaar in een geding betreffende de actio pauliana (art. 1167 BW).

Zoals bekend, kan een schuldeiser met een dergelijke pauli- aanse vordering een rechtshandeling van zijn schuldenaar niet-tegenwerpelijk laten verklaren als die hem heeft bena- deeld in zijn verhaalsrechten. Daartoe is wel een zgn. “sub- jectief element” in hoofde van de schuldenaar vereist. Dat wordt doorgaans ingevuld als wetenschap van benadeling, behalve in bepaalde uitzonderlijke gevallen waarin bedrieg- lijke intentie wordt vereist (zoals wanneer de bestreden han- deling voorafgaat aan het ontstaan van de schuldvordering van de opkomende schuldeiser)2. Hoewel met de pauliana een rechtshandeling van de schuldenaar wordt geviseerd, wordt zij ingesteld tegen de partij tot wie de rechtshandeling gericht was. Die laatste wordt wel beschermd als hij te goe- der trouw en onder bezwarende titel heeft gekregen3.

De vraag die rees in het geannoteerde arrest, is of ook de schuldenaar op straffe van niet-ontvankelijkheid in het geding moet worden betrokken. In deze zaak vorderde een schuldeiser de niet-tegenwerpelijkheid van de overdracht van een onroerend goed door zijn schuldenaar. In het arrest a quo had het hof van beroep van Antwerpen geoordeeld dat de afwezigheid van de schuldenaar “gelet op het onsplits- baar karakter van het geding” tot de niet-ontvankelijkheid van de pauliaanse vordering leidde. Het Hof van Cassatie heeft dat standpunt van de hand gewezen: de pauliaanse vor- dering tegen de derde-verkrijger bij een overdracht schept geen onsplitsbaar geschil. Het Hof vernietigt dan ook het bestreden arrest.

Met het dictum van het arrest kan worden ingestemd, zij het dat het probleem van de onsplitsbaarheid eigenlijk ten onrechte was opgeworpen door de feitenrechter. Boven- dien komt het Hof van Cassatie tot zijn oordeel op grond van overwegingen die wel betwistbaar zijn. Het Hof her-

1. Doctoraatsbursaal, Instituut voor Handels- en Insolventierecht, KU Leuven. Dank aan prof. J. Vananroye, mevr. E. Vandensande en de heren F.

Peeraer en D. Gilis voor hun opmerkingen.

2. Zie bv. I. SAMOY, “Over de pauliaanse vordering en de vraag hoe uitzonderlijk de uitzonderingen zijn op de anterioriteitsvoorwaarde” (noot onder Rb.

Luik 10 september 2000), TBH 2000, (383) 384-385, nrs. 7-8.

3. Zie reeds Cass. 9 januari 1890, Pas. 1890, I, p. 59.

Références

Documents relatifs

juni 2021 - Besluit van de Minister-President tot opheffing van het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 4 mei 2021 tot bepaling

De feitenrechter kan zonder schending van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek beslissen dat het belang dat de schuldeiser heeft bij zijn vordering tot betaling van

De eiseressen voeren aan dat de appelrechters artikel 510 Wetboek van Vennootschappen schenden omdat zij op grond van de in het onderdeel aangehaalde redenen niet konden beslissen

– de nationale rechter, wanneer bij hem door een verkoper tegen een consument een vordering is ingesteld over de uit- voering van een overeenkomst en hij op grond van de natio-

Uit deze bepaling volgt dat de schuldeiser van de vennootschap, die zijn schuldvordering wil innen door middel van de geconsigneerde gelden, een vordering dient in te stellen tegen

De CREG organiseert een publieke raadpleging over het Fluxys Belgium voorstel om aan artikel 6 van het Corpus, van het Standaard Aardgasvervoerscontract (versie van 20 december

Ontvankelijk is daarentegen de individuele vordering ingesteld door de fiscus op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid (art. 1382 B.W.) of wegens het niet res- pecteren

– de nationale rechter, wanneer bij hem door een verkoper tegen een consument een vordering is ingesteld over de uit- voering van een overeenkomst en hij op grond van de natio-