27 maart 2020
Exercices de consolidation 2
Chers/Chères élèves,
Nous espérons que le premier dossier s’est bien passé pour vous. Continuez à bien travailler et à vous exercer, cela vous aidera grandement.
Un petit conseil : revoyez le vocabulaire déjà étudié dans le chapitre 3 avant de préparer ces exercices. Comme pour le dossier 1, le corrigé vous sera communiqué via le site de l’école en temps voulu.
Prenez soin de vous et de vos proches, et surtout « blijf thuis ! » Madame Lepage & Madame De Wulf
lepagea@saint-louis-waremme.be / dewulfc@saintlouis-waremme.be
Hoofdstuk 3
1.
Complète les répliques du docteur.
Dokter: Wat ……… er? / Wat is het probleem?
Patiënt: Ik ben al een paar dagen verkouden. Sinds gisterenavond heb ik ook koorts.
Dokter: Hebt u ………?
Patiënt: Ja, ik heb ook vreselijke keelpijn.
Dokter: We gaan eens kijken. U heeft een………
Rust een dag of 2 thuis. Ik zal u een siroop voorschrijven.
Patiënt: Dank je wel, dokter. Wanneer zal ik genezen zijn?
Dokter: Binnen enkele dagen zou de pijn moeten verminderen en de koorts verdwijnen. ………!
2.
Complète les répliques du docteur.
1. Ik heb koorts. Ik heb overal pijn en ik ben de hele tijd moe.
Dat is duidelijk. Je hebt de ………
2. Ik ben gevallen en ik heb pijn aan mijn rechtervoet. Ik kan er wel nog op stappen.
Volgens mij is jouw enkel ……… en niet gebroken.
3. Ik heb krampen in mijn buik en ik moet de hele tijd naar het toilet.
Aiaiai, ik vrees dat je een ……… hebt.
4. Ik moet niezen, hoesten en ik heb een verstopte neus.
Dat klinkt als zware ………
5. Ik viel met de fiets op mijn arm. Ik kan die niet meer bewegen en het doet ongelooflijk veel pijn.
Voorzichtig, veel kans dat die arm ……… is.
3.
Regarde les photos. Puis, complète les phrases.
Dit meisje heeft ………
Dit koppel is ………
Dit meisje heeft een
………
Deze jongedame heeft waarschijnlijk een
………
De jongen heeft zijn pols
………
Het meisje moet de hele tijd
………
4.
Qu'est-ce que c'est ? N'oublie pas l'article.
1. Een document dat je nodig hebt om medicatie te krijgen:
………
2. Het document dat je nodig hebt om je identiteit aan te tonen:
………
3. Een doos met zware medicatie tegen bacteriële infecties:
………
4. De persoon die de medicatie verkoopt:
………
5. Wat rond de medicatie zit, waar die inzit:
………
5.
Remets les mots dans le bon ordre. N'oublie pas de conjuguer les verbes.
1. . - tijdens - nemen - de - één - maaltijd - pilletje
………
2. ? - nodig - hebben - iets - nog - u - anders
………
3. . - schrijven - op - ik - dosis - zullen - de - de - verpakking
………
4. . - willen - hij - tegen - zouden - de - iets - hoofdpijn.
………
5. ? - medicatie - ik - innemen - hoe - moeten - dikwijls - die
………
6.
Complète avec le bon mot.
1. De dokter waar je voor gewone kwaaltjes heengaat, is je ………
2. Een patiënt gaat bij de dokter op ………
3. Kun je even wachten in de ………?
4. Het slachtoffer werd met de ambulance naar het ……… gebracht.
5. Als je te diep in je vinger snijdt, ga je best naar de ………
6. Ze heeft appendicitis. De dokter zal moeten ………
7. Ik ga je een siroop ……… tegen het hoesten.
8. Heeft u naast keelpijn nog ………?
9. Röntgenfoto's maken ze op de ………
10. Voor de diagnose, zal de dokter de patiënt eerst ………
7.
Qu'est-ce qu'on cherche ? Complète les phrases.
1. Je voelt je draaierig en duizelig. Je bent bang dat je gaat ………
2. Mensen met een pollenallergie hebben vaak een loopneus en moeten veel
………
3. Als je diarree hebt, heb je ook ……… in je buik.
4. Ik voel me ……… Ik ben bang dat ik ga moeten overgeven.
5. Ahlem heeft overal pijn en koorts. Het is weer de tijd van het jaar. Ze heeft de ………
8.
Qu'est ce qui se passe ?
9.
Complète les phrases ci-dessous. Ajoute un article défini si nécessaire.
□ pijnstiller □ neusspray □ zuigtablet
□ multivitamine □ antibiotica □ ontsmettingsmiddel
1. Weet jij waar ……… staat? Ik heb een schaafwonde op mijn knie.
2. Neem een ……… tegen het hoesten. Dat kan helpen.
3. Je mag een ……… niet te lang gebruiken. Dat kan verslavend zijn.
4. Misschien met je een ……… nemen tegen de hoofdpijn.
5. ……… ………helpen enkel bij bacteriële infecties, niet bij virussen.
6. Ik neem elke morgen een ………
De man heeft ………
Tina heeft al dagen vreselijke ………
Mijn zus moet al de hele ochtend ………
't Was te denken. Ik heb ………
Ik moet de hele tijd mijn neus ………
10.
Lis les textes. Souligne les symptômes.
1. Bij hoge zomertemperaturen is voldoende afkoelen een must. Zo niet riskeer je een zonnesteek. Je lichaamstemperatuur kan oplopen tot 40-42° C. Sommige mensen raken ernstig verbrand door de zon en krijgen zelfs blaren. Onmiddellijk ingrijpen is noodzakelijk!
2. Hoewel soms zeer pijnlijk, zijn bijen- of wespensteken ongevaarlijk. Toch dient men op te letten, aangezien sommige mensen een ernstige allergische reactie kunnen ontwikkelen.
3. Het kan een schok voor je zijn, maar het is echt zo. Twintig procent van de mensen krijgen ongeveer tachtig procent van de muggenbeten. Of je aantrekkelijk bent voor een mug, hangt af van verschillende factoren. Het heeft onder meer te maken de geur die je verspreidt. Het is dus perfect mogelijk dat je met twee in de slaapkamer ligt en dat de ene veel meer gebeten wordt en de andere bijna nooit. De ene heeft ook veel meer jeuk dan de andere. Fair is het niet!
4. Een splinter komt het meest voor in de vinger of de hand, maar ook in de voet. Het is belangrijk dat de splinter verwijderd wordt. Wanneer dit niet gebeurt, kan er een soms ernstige ontsteking ontstaan. Verwijder de splinter en vergeet de wonde niet goed te ontsmetten.
11.
Compréhension à la lecture :
Contexte : Voilà deux semaines que tu es en confinement en cause du coronavirus.
Tu t’es beaucoup informé sur le sujet via la presse francophone et tu te demandes si les informations sont les mêmes en Flandre. Curieux, tu décides donc de pousser tes recherches vers la presse néerlandophone.
Tâche : Lis l’article suivant : https://www.ketnet.be/karrewiet/13-maart-2020-alles-over- het-virus. Prends note en français des différentes questions et des réponses données (avec tes propres mots).
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
12.
Compréhension à la l’audition
https://youtu.be/MOU7cGTDKUEcontexte : Tu viens d’arriver chez ta correspondante pour une semaine, mais malheureusement elle tombe malade. Tu l’accompagnes chez le docteur.
Tâche : Ecoute leur conversation pour pouvoir donner des nouvelles de ta correspondante à l’école. Pour cela, note :
- quatre symptômes de sa maladie ; - deux endroits précis où elle a mal ;
- si elle a de la fièvre quand elle est chez le docteur, et si oui, combien ; - le diagnostic du docteur ;
- quel médicament elle doit prendre, combien et quand ; - trois conseils du médecin.
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
……….
13.
Luister naar het zelfde gesprek op Youtube en vul het in.
DOKTER Dag Kyra. Wat ……….?
KYRA Ik ………..me ………..goed, dokter. Ik heb
………..en ………..veel. Eigenlijk heb ik
……….. ……….., en ik voel me ook………...
DOKTER Heb je………..?
KYRA Ja, een beetje.
DOKTER En………..?
KYRA Ja, deze ……….. had ik ………..
………...
DOKTER Oei, we zullen je ………..nu nog eens meten.
………... Dat is ……….. ………...
KYRA Soms ………..………..………,
en dan ril ik weer van de ………...
DOKTER ………
Ik ga je………... Eerst je………...
Adem eens diep in en uit. Neen, ……….
KYRA Gelukkig maar...
DOKTER Ja. Nu ………..
Doe………, Kyra.
Hmhm, ………
KYRA ………?
DOKTER Ik zie……….., ………..stippen.
Dat is een zware………...
Ik………..
Neem ……….
Vergeet niet dat ………
KYRA Goed,………. Dank u.
DOKTER Het is……….
Je moet ………...
Ik zal ……….
KYRA Oei, ………..
………...
Ze gaat toch niet ……….
DOKTER Kyra,………..
Het is jammer, maar ………..
……….
KYRA Ik begrijp het, er is ………..…
DOKTER ……….
……….
Dat ……….……… euro, alstublieft.
KYRA Dank u, dokter………...
DOKTER Dank u. Kyra. N……….
B………
Zo ben je ………
KYRA ………
DOKTER ……….. Kyra.