• Aucun résultat trouvé

Article

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Partager "Article"

Copied!
2
0
0

Texte intégral

(1)

RE C H T S P R A A K

L A R C I E R T . B . H . 2 0 1 1 / 6 – J U N I 2 0 1 1 5 5 5

H O F V A N C A S S A T I E 22 N O V E M B E R 2010

FAILLISSEMENT

Beheer van het faillissement – Aanwijzing van de curator – Belangenconflict

Artikel 1 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 21 november 2007 betreffende de aanvaarding van de gerechtelijke mandaten heeft geen uitstaans met de aanstelling door de rechtbank van een advocaat als cura- tor, maar op de op deze laatste hierbij rustende deontolo- gische plicht.

De enkele omstandigheid dat onderscheiden gefailleerden, voor wie een zelfde curator wordt aangesteld, schuldvorde- ringen op elkaar hebben, impliceert niet dat in hoofde van die curator een tegenstrijdigheid van belangen ontstaat in de zin van artikel 30 van de faillissementswet die zijn aanstel- ling in de weg staat.

FAILLITE

Administration de la faillite – Désignation du curateur – Conflit d’intérêts

L’article 1er du règlement de l’Ordre des barreaux néerlan- dophones de Belgique du 21 novembre 2007 relatif à l’acceptation de mandats judiciaires règle non la désigna- tion par le tribunal d’un avocat en qualité de curateur mais les obligations déontologiques incombant à celui-ci au cours de ce mandat.

La seule circonstance que plusieurs des faillis à l’égard des- quels un seul et même curateur a été désigné aient des créan- ces les uns sur les autres n’implique pas qu’il y ait, dans le chef du curateur, un conflit d’intérêts au sens de l’article 30 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, qui ferait obstacle à sa désignation.

City Gardens 5, 9, 10, 17, 19, 20, Group OGC 1871, Immo 3ML en P.K. / Dexia Bank België en V.L. e.a., curatoren City Gardens 5, 9, 10, 17, 19, 20, Group OGC en Immo 3ML

Zet.: R. Boes (voorzitter), E. Dirix, B. Deconinck, A. Smetryns en K. Mestdagh (raadsheren) OM: R. Mortier (advocaat-generaal)

Pl.: Mrs. B. Maes, C. De Baets en H. Geinger

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 29 januari 2009 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen.

De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 26 oktober 2010 verwezen naar de 3de kamer.

Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddelen

De eiseressen voeren in hun verzoekschrift drie middelen aan.

Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.

III. Beslissing van het Hof Beoordeling

Eerste middel

1. De appelrechters stellen vast dat de eerste verweerster op 27 september 2007 een vordering tot faillietverklaring heeft ingesteld wegens het niet terugbetalen van door haar ver- leende kredieten. Door te oordelen dat de eerste verweerster op 16 oktober 2007 tegenover alle eiseressen over een opeis- bare en vaststaande schuldvordering beschikte die provisio- neel wordt begroot op minstens één miljoen euro, zonder dat

wordt vastgesteld dat zich tussen 27 september 2007 en 16 oktober 2007 enige wijziging heeft voorgedaan, geven de appelrechters te kennen dat deze schuldvordering reeds op 27 september 2007 bestond.

Het middel berust op een onjuiste lezing van het arrest en mist derhalve feitelijke grondslag.

Tweede middel EERSTEONDERDEEL

2. De appelrechters verwerpen en beantwoorden het bedoelde verweer met de redenen vermeld onder randnum- mer X van het arrest.

Het onderdeel mist feitelijke grondslag.

TWEEDEONDERDEEL

3. Artikel 1 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 21 november 2007 heeft geen uitstaans met de aanstelling door de rechtbank van een advocaat als curator, maar op de op deze laatste hierbij rustende deontologische plicht.

Het onderdeel is in zoverre niet ontvankelijk.

4. De enkele omstandigheid dat onderscheiden gefailleer- den, voor wie een zelfde curator wordt aangesteld, schuld- vorderingen op elkaar hebben, impliceert niet dat in hoofde van die curator een tegenstrijdigheid van belangen ontstaat

(2)

JU R I S P R U D E N C E

5 5 6 R . D . C . 2 0 1 1 / 6 – J U I N 2 0 1 1 L A R C I E R

in de zin van artikel 30 van de faillissementswet die zijn aan- stelling in de weg staat.

In zoverre het onderdeel van een andere rechtsopvatting uit- gaat, faalt het naar recht.

Derde middel EERSTEONDERDEEL

5. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eerste verweerster de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de eiseres sub9 heeft aangevoerd om reden dat de eiseres sub9 in haar hoedanigheid van bestuur- der geen eigen belang had dat onderscheiden is van de ven- nootschap.

Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de appelrechters het hoger beroep van de eiseres sub9 niet ontvankelijk verklaar- den op een grond die niet in het debat was, mist feitelijke grondslag.

TWEEDEONDERDEEL

6. De appelrechters die vaststellen dat de eiseres sub9 als zaakvoerder van de eiseres sub8 is tussengekomen in het

door deze vennootschap ingestelde verzet en de eiseres sub8 reeds vóór het door de eiseres sub9 neergelegde verzoek- schrift hoger beroep had ingesteld en voorts oordelen dat de eiseres sub9 geen onderscheiden belang meer had om in de vermelde hoedanigheid nog afzonderlijk hoger beroep in te stellen, beslissen op wettige wijze dat het hoger beroep van de eiseres sub9 niet ontvankelijk is.

Het onderdeel kan niet worden aangenomen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseressen in de kosten.

Bepaalt de kosten op de som van 1.066,81 EUR jegens de eisende partij, op de som van 314,74 EUR jegens de verwe- rende partij sub1 en op de som van 314,74 EUR jegens de verwerende partijen sub2 tot en met 25.

(…)

Références

Documents relatifs

Door te oordelen dat de brief van 7 december 2001 een louter eenzijdig voorstel is dat bij gebrek aan aanvaarding door de eiseres of uitvoering of begin van uitvoering ervan door

Hieruit volgt dat het arrest, door de oorspronkelijke rechts- vordering van de eiseres tot teruggave van het door haar op 27 juni 2001 aan de verweerster uitbetaalde bedrag

Door te oordelen dat de rechtstreekse vordering van de tweede verweerster tijdig, dit is vóór het faillissement van de BVBA Vloer- en Tegelwerken V.T.M., werd ingesteld, omdat voor

De schade die eiseres geleden heeft, werd immers veroor- zaakt door het feit dat de vennootschap Simclar International in feite nooit enige bestelling geplaatst had bij eiseres

Overwegende dat de omstandigheid dat de factuur van hui- dige eiseres gericht aan haar leverancier, bij wie de gebruiker van het schip een bestelling plaatste door deze leverancier

Door het hoger beroep van eiseres ongegrond te verklaren en te oordelen dat de kortgedingrechter de gevorderde maatre- gel kon opleggen op grond van artikel 13 van de wrakkenwet

Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eiseres hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis waarin haar verzoek tot het openen van een procedure

stelt niet als voorwaarde dat de regularisatie dient plaats te vinden vóór het tijdstip van de uitspraak door de eerste rechter wanneer tegen dit vonnis hoger beroep wordt